12 mrt 2024
Onvoldoende gesteld dat sprake was van onrechtmatig verkrijgingsplan
Hof Arnhem-Leeuwarden 12 maart 2024, IEF 21965; ECLI:NL:GHARL:2024:1799 (Appellant tegen Allroad). In onderhavige zaak wordt Allroad verweten te hebben geprofiteerd van een plan tot zelfverrijking van haar bestuurder, ten koste van Ecool, waar appellant deel van was. De bestuurder zou geld uit Ecool hebben omgeleid, waardoor Ecool haar geldverplichtingen niet meer kon nakomen en de bank haar hypotheekrecht op een aan Ecool toebehorende slipbaan heeft geëxecuteerd. De slipbaan is gekocht door een aan de bank gelieerde partij, die de slipbaan vervolgens heeft doorverkocht aan Allroad. Appellant verwijt Allroad hiermee te hebben geprofiteerd van een vooropgezet plan tot bemachtiging van de slipbaan beneden de marktwaarde, ten koste van Ecool.
Anders dan appellant stelt, kwalificeren betwistingen van Allroad niet zozeer als uitbreidingen in strijd met de twee-conclusieregel, maar als feitelijke toelichtingen op haar eerdere betwisting. Van strijd met de twee-conclusieregel is daarmee geen sprake. Appellant voert verdeer aan dat Allroad rechtstreeks onrechtmatig heeft gehandeld door onrechtmatige toe te eigenen. Het hof acht de stukken ter onderbouwing van deze stelling gedateerd en onduidelijk en onvoldoende. De stelling dat Allroad zonder toestemming gebruik zou hebben gemaakt van het klantenbestand van Ecool en zich dus onrechtmatig aan Ecool toekomende omzet zou hebben toegeëigend, is ook niet aangevoerd met voldoende stukken. Ten slotte verwijt appellant Allroad voor het onrechtmatig profiteren door het verkrijgen van de slipbaan voor een lagere prijs dan de marktwaarde. Het hof ziet onvoldoende grond om uit te gaan van een dergelijk “onrechtmatig verkrijgingsplan”.
3.22. Het hof overweegt dat de feitelijke grondslag van dit deel van [appellant] vordering berust op een jaarrekening van Ecool over het jaar 2008 en daarnaast op het Excelbestand (dit betref wederom productie 20 bij memorie van grieven in incidenteel beroep), dat is opgemaakt op basis van documenten uit de administratie van de gefailleerde Verkeersschool [naam1] Eindhoven, verkregen van haar curator, ten bewijze van de omzet die Ecool in 2011, 2012 en 2013 zou hebben behaald met werkzaamheden voor Verkeersschool [naam1] Eindhoven. De gehele periode tussen 2008 en 2011 moet het zonder onderbouwing stellen.
3.23. Dit is onvoldoende, mede in het licht van Allroads gemotiveerde betwisting van de kwaliteit en zeggingskracht van deze onderbouwing. Van [appellant] had daarop een nadere toelichting mogen worden verwacht, die hij niet heeft gegeven. Allroad heeft daarbij ook nog terecht gewezen op de chronologische leemte in de onderbouwing en de onvoldoende onderbouwde relevantie van de cijfers van Verkeerschool [naam1] Eindhoven voor het verwijt dat [appellant] Allroad concreet maakt met betrekking tot het klantenbestand van Ecool. Zonder nadere concrete onderbouwing of toelichting ziet ook het hof niet in hoe de documenten waar [appellant] naar verwijst tot onderbouwing kunnen dienen van [appellant] stelling dat Allroad zich het klantenbestand van Ecool heeft toegeëigend.
3.40. Het hof concludeert dat [appellant] onvoldoende heeft gesteld voor enige rechtstreekse onrechtmatige daad door Allroad in de zin van toe-eigening van activa en/of het klantenbestand van Ecool, dan wel voor zijn stelling dat Allroad onrechtmatig heeft geprofiteerd van enig ‘onrechtmatig verkrijgingsplan’ van haar indirect bestuurder [naam1] . Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. De grieven 1 en 2 in het incidenteel hoger beroep falen.