Gepubliceerd op maandag 1 augustus 2016
IEF 16162
Antilliaanse Gerechten ||
29 jul 2016
Antilliaanse Gerechten 29 jul 2016, IEF 16162; ECLI:NL:OGEAA:2016:501 (eiser tegen 24Ora), https://delex.nl/artikelen/opeisen-van-journalistieke-bron-van-artikel-over-voormalig-politiek-fractiemedewerker-zonder-succes

Opeisen van journalistieke bron van artikel over voormalig politiek fractiemedewerker zonder succes

Gerecht Eerste Aanleg Aruba 29 juli 2016, IEF 16162; ECLI:NL:OGEAA:2016:501 (eiser tegen 24ora)
Mediarecht. Eiser was fractiemedewerker en penningmeester van een politieke partij. 24ora bericht dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan een greep uit de kas zonder een verklaring. Eiser vordert bekendmaking van de journalistieke bron en rectificatie. Dat wordt afgewezen. Aan bronbescherming moet een groot gewicht worden toegekend, er is in dit geval geen uitzondering van 'an overriding requirement in the public interest'. Eiser was een aan een politieke partij gelieerde persoon: lid van het partijbestuur, medewerker van de fractie en kandidaat voor de MEP bij de volgende verkiezingen, zeker er integriteitkwesties spelen van een politicus, moet hij zich meer laten welgevallen.

4.4 Op basis van de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, zoals die blijkt uit de uitspraak van 22 november 2012, NJ 2013, 252, moet aan de bronbescherming van een journalist groot gewicht worden toegekend, nu het Hof spreekt van een fundament voor persvrijheid. Inperking van dat beginsel kan slechts in uitzonderingsgevallen, indien sprake is van “an overriding requirement in the public interest”. Het Hof heeft hierbij wel als kader gegeven voor de betrokken journalist: “provided that he is acting in good faith in order to provide accurate and reliable information in accordance with the ethics of journalism”.

4.5 Eiser heeft op geen enkele manier kunnen aangeven op welke grond, zoals door het Hof bedoeld, inbreuk zou moeten worden gemaakt op de bronbescherming van de journalist. Reeds om die reden dient deze vordering te worden afgewezen.

4.6 Voor zover hij deze vordering mede heeft gebaseerd op, wat hij noemt, de schending van de onderzoeksverplichting van 24Ora, overweegt het Gerecht het volgende. Gegeven de bronbescherming, komt aan de journalist een vrijheid toe het onderzoek op een zodanige wijze in te richten, als hem dienstig voorkomt. Anders dan Eiser lijkt te betogen, is het hierbij geen absoluut vereiste dat de persoon of instantie over wie geschreven wordt vooraf om informatie of een reactie wordt gevraagd - al is dat wel in veel gevallen gebruikelijk. Denkbaar is immers dat er goede redenen kunnen zijn om die reactie pas later, na publicatie te vragen. In de Leidraad van de Nederlandse Raad voor de Journalistiek, waaraan het Gerecht reflexwerking toekent, is het beginsel van wederhoor ook niet zo geformuleerd dat wederhoor altijd moet plaatsvinden vóór de betreffende publicatie, al heeft dat wel de voorkeur. 24Ora heeft aangevoerd dat zij de bereidheid had om het standpunt van Eiser later weer te geven, waaraan hij kennelijk niet heeft willen meewerken. Het Gerecht kan dan ook niet zeggen dat 24Ora in (flagrante) strijd met de normen voor de journalistiek heeft geopereerd.

4.7 Ten aanzien van de inhoud van het artikel, waarvan Eiser stelt dat hij daardoor schade heeft geleden, merkt het Gerecht op dat het artikel (sterk) opiniërend is geschreven, maar dat de feiten waarop het zich baseert niet van iedere grond ontbloot zijn. De voornaamste kritiek van Eiser richt zich tegen de aantijging dat hem de diefstal/verduistering van het geld wordt verweten.