Gepubliceerd op maandag 13 juli 2020
IEF 19320
Rechtbank Midden-Nederland ||
1 jul 2020
Rechtbank Midden-Nederland 1 jul 2020, IEF 19320; ECLI:NL:RBMNE:2020:2451 (Siamese tweeling), https://delex.nl/artikelen/overdracht-sociale-media-accounts-siamese-tweeling

Overdracht sociale media-accounts Siamese tweeling

Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 1 juli 2020, IEF 19320, IT 3189; ECLI:NL:RBMNE:2020:2451 (Siamese tweeling) Kort geding. Eisers zijn de mentor en bewindvoerder van een Siamese tweeling, geboren in 2001. Gedaagde is de zus van de tweeling die een Facebook en YouTube kanaal bestiert waarin zij uit naam van de tweeling bericht met foto's en video's. Eisers stellen dat gedaagde onrechtmatig, dan wel in strijd met de AVG, de Auteurswet, het EVRM en het EU Handvest handelt, door sociale media accounts aan te maken en te beheren en foto’s en video’s van de tweeling zonder hun toestemming, althans inmiddels door hun mentor en bewindvoerder ingetrokken toestemming, op sociale media en op de website van haar eenmanszaak te plaatsen. Vanwege de privacy van de tweeling en om hen te beschermen willen eisers de accounts zelf in beheer nemen. Gedaagde voert geen verweer tegen de vorderingen. Gedaagde wordt veroordeeld tot onder meer het overdragen van het beheer en de inlog- en toegangscodes van alle sociale media-accounts die op naam van de tweeling zijn aangemaakt, en de verspreiding en/of openbaarmaking van foto’s en video’s waarin de tweeling herkenbaar is afgebeeld en de verwerkingen van persoonsgegevens van de tweeling te staken en gestaakt te houden.

4.3.
Nu [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de inhoud van de vorderingen en ter zitting heeft verklaard te zullen voldoen aan het gevorderde, kunnen alle overige stellingen van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] ter onderbouwing van de vorderingen en het aangevoerde door [gedaagde] ter toelichting van haar weigering tot deze procedure bij deze stand van zaken onbesproken blijven. De voorzieningenrechter zal het gevorderde toewijzen, behoudens de vordering om [gedaagde] te verbieden om sociale media accounts aan te maken, te onderhouden en/of te beheren op naam van de tweeling (vordering II). De voorzieningenrechter overweegt daartoe als volgt.

4.4.
[gedaagde] heeft weliswaar geen verweer gevoerd tegen de inhoud van de vorderingen, maar over de vordering tot een verbod om sociale media accounts met betrekking tot de tweeling aan te maken en te beheren heeft zij tijdens de mondelinge behandeling uitdrukkelijk verklaard dat zij niet voornemens is om in de toekomst enige account aan te maken en/of te beheren op naam van de tweeling, zodat voorshands aangenomen wordt dat zij zich daarvan zal onthouden. [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] hebben op hun beurt aangegeven dat zij gelet op de huidige verklaring van [gedaagde] geen belang meer hebben bij de vordering om [gedaagde] te verbieden om sociale media accounts aan te maken en te beheren op naam van de tweeling.

4.5.
Het vorenstaande in samenhang met de vaststelling dat [gedaagde] de sociale media accounts van de tweeling reeds geruime tijd niet actief beheert, zal de vordering tot het opleggen van een verbod zoals gevorderd onder punt 3.1 sub II bij gebrek aan belang worden afgewezen.

4.6.
De voorzieningenrechter geeft partijen nog het volgende in overweging. [gedaagde] heeft ter zitting aangevoerd dat op de foto’s en video’s die te zien zijn op de sociale media accounts die zij namens de tweeling beheert, zijzelf eveneens te zien is. Op haar beurt wenst zij dat zij niet (meer) te zien zal zijn na overname van de accounts door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] . Gezien het door [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] gestelde belang van de tweeling bij rust en positieve familiaire verbanden acht de voorzieningenrechter het van zwaarwegend belang dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] aan het verzoek van [gedaagde] zullen voldoen.

4.7.
Gezien de weigering van [gedaagde] tot deze procedure om de sociale media accounts over te dragen, ondanks de gevoerde overleggen met en het advies van de kantonrechter te Amsterdam, hebben [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] voldoende belang bij de vordering om aan de hierboven toegewezen vorderingen een dwangsom te verbinden. Overigens heeft [gedaagde] geen bezwaar gemaakt tegen het opleggen van een dwangsom en toegezegd te zullen voldoen aan de vorderingen. [gedaagde] heeft dan ook niets te vrezen indien zij zich aan de veroordelingen in dit vonnis houdt. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de gevorderde dwangsom te matigen en te maximeren als in het dictum vermeld.