2 nov 2021
Uitspraak ingezonden door Bram Woltering en Martin Hemmer, AKD.
Overdracht van IE-rechten parkeersysteem
Gerechtshof ‘s -Hertogenbosch 2 oktober 2021, IEF 20303 (Roxal Nederland tegen WPS Parking Systems) Roxal houdt zich bezig met de handel in en fabricage van constructies van roestvrij staal, aluminium en staal. WPS is actief op het gebied van ontwerp, fabricage en onderhoud van parkeersystemen en toegangscontrolesystemen. Naar aanleiding van een offerte van Royal hebben partijen een overeenkomst gesloten voor de ontwikkeling door Roxal van een nieuw parkeersysteem. Roxal bestrijdt in hoger beroep het oordeel van de rechtbank [IEF 18290] dat de bedoeling van partijen bij de overeenkomst is geweest dat na betaling van € 84.343.54 door WPS aan Roxal een verplichting voor Roxal is ontstaan om de intellectuele eigendomsrechten van het parkeersysteem aan WPS over te dragen. En dat deze op Roxal rustende verplichting losstond van de vraag of partijen ook een samenwerkingsovereenkomst voor een toekomstige samenwerking zouden sluiten. Roxal stelt dat de overeenkomst is ontbonden. Het hof is van oordeel dat WPS uit de bepalingen uit de overeenkomst mag opmaken dat aan haar finale kwijting werd verleend ten aanzien van eventuele inbreuken op de desbetreffende intellectuele eigendomsrechten uit het verleden. In deze overeenkomst is immers uitdrukkelijk bepaald dat met de betaling van het bedrag alle verplichting vanuit het verleden zijn voldaan.
3.5.8. Het hof concludeert dat met de betaling door WPS aan Roxal van het bedrag van
€ 84.343,54 de verplichting voor Roxal ontstond om de intellectuele eigendomsrechten op de door haar gemaakte ontwerpen van het ParkAdvance- systeem aan WPS over te dragen, voor zover de overeenkomst van 22 januari 2016 als akte voor die overdracht niet al toereikend was.
3.5.12. wat betreft de door Roxal gestelde inbreuken op de desbetreffende intellectuele eigendomsrechten, is het hof van oordeel dat WPS terecht aanvoert - met grief 5 van het incidenteel hoger beroep - dat WPS de bepalingen uit de overeenkomst van 22 januari 2016 redelijkerwijs zo heeft mogen opvatten dat aan haar finale kwijting werd verleend ten aanzien van eventuele inbreuken op de desbetreffende intellectuele eigendomsrechten uit het verleden. In deze overeenkomst is immers uitdrukkelijk bepaald dat met de betaling van het bedrag van € 84.343,54 alle verplichtingen vanuit het verleden zijn voldaan. De uitzondering daarop ziet slechts op lopende (afroep)orders en overige openstaande facturen. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat partijen voorafgaand aan de overeenkomst van 22 januari 2016, mede in de context van de overdracht van de intellectuele eigendomsrechten, hebben gesproken over inbreuken op deze rechten door WPS. Ook in de briefvan 5 januari 2016 wordt hieraan uitdrukkelijk gerefereerd. Gelet hierop mocht Roxal, na akkoord te zijn gegaan met de overeenkomst van 22 januari 2016, redelijkerwijs niet verwachten dat zij WPS nog zou kunnen aanspreken op eventuele inbreuken op deze intellectuele eigendomsrechten in het verleden. Evenmin hoefde WPS redelijkerwijs rekening te houden - bij nakoming van haar zijde van de overeenkomst van 22 januari 2016- met aanspraken van Roxal in verband met eventuele inbreuken in de periode na 22 januari 2016 tot het moment dat de intellectuele eigendomsrechten daadwerkelijk werden overgedragen aan WPS.