Overwinning Schafthuizen niet terecht
Met dank aan Christiaan Alberdingk Thijm, SOLV.
In reactie op IEF 9793.
Het derde deel van de Reve-biografie van Nop Maas mag niet (in de huidige vorm) verschijnen. Dat heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam op 16 juni beslist. De rechter beoordeelt de zaak voornamelijk verbintenisrechtelijk, namelijk of uitgeverij Van Oorschot toestemming heeft verkregen op grond van een overeenkomst met Schafthuizen, erfgenaam van Reve. De rechter oordeelt dat Van Oorschot niet de vereiste toestemming heeft.
Daar waar voormalig minister-president Balkenende beweerde dat de film Fitna van Geert Wilders niet op voorhand kon worden verboden, gebeurt dat nu feitelijk wel met deze biografie. Dat is om verschillende redenen opvallend.
In de eerste plaats zijn al twee delen verschenen. In die omstandigheid ligt het voor de hand dat Schafthuizen argumenten aanvoert waarom juist dit deel ongewenst is. Dat geldt te meer nu het een wetenschappelijk werk betreft, waar grote publieke belangstelling voor is. Een beoordeling van de redelijkheid van het verzet van Schafthuizen blijft echter uit.
In de tweede plaats laat de rechter een auteursrechtelijke toets achterwege. Hij neemt aan dat publicatie zonder toestemming van Schafthuizen niet geoorloofd is. Het citaatrecht betrekt hij niet bij die beoordeling. Het betreft ongepubliceerde brieven en daarop zou het citaatrecht wellicht niet van toepassing zijn. Daar staat tegenover dat brieven via het Letterkundig museum in Den Haag toegankelijk zijn. In de Scientology-zaak vond AG Verkade dergelijke publicatie voldoende om art. 15a Auteurswet van toepassing te laten zijn. Aan de overige criteria van de bepaling wordt stellig voldaan. Uit het ontbreken van de toesteming kan niet zonder meer worden afgeleid, dat sprake is van auteursrechtinbreuk, zoals de voorzieningenrechter doet:
Uit het voorgaande volgt dat [eiser] geen toestemming, schriftelijk noch mondeling, voor het gebruik in deel 3 van de biografie van citaten uit niet eerder gepubliceerd werk van Gerard Reve heeft verleend. Publicatie daarvan is dan ook in strijd met aan [eiser] als erfgenaam toekomende auteursrecht daarop.
Het is -- in de derde plaats -- van belang wat de verhouding is tussen de beperkingen en het verbintenissenrecht. Is het citaatrecht van dwingend recht? Gezien het belang dat die beperking nastreeft -- de uitingsvrijheid -- zou dat goed worden worden betoogd.
In de vierde plaats is opvallend dat de rechter de uitoefening van het auteursrecht in casus niet heeft getoetst aan de uitingsvrijheid. Duidelijk is dat door dit verbod de vrijheid van meningsuiting van de biograaf (en de uitgeverij) in het gedrang komt.
Van belang is verder dat het auteursrecht hier deels als privacyrecht wordt gehanteerd. Het is eerder schending van een soort persoonlijkheidsrechten waar Schafthuizen over klaagt. Maar kan hij zich daar in deze zaak wel op beroepen? Is het auteursrecht hiervoor bedoelt? Is geen sprake van misbruik van recht?
De uitspraak roept, kortom, talloos veel vragen op.
Wellicht zou de uitspraak ook anders zijn uitgevallen als wij in Nederland een fair use bepaling zouden kennen. In de VS is in de Copyright Act nadrukkelijk opgenomen dat het ongepubliceerde karakter van een werk een beroep op fair use niet uitsluit. De verduidelijking is opgenomen naar aanleiding van de uitspraak van de Supreme Court in de zaak van schrijver Salinger was gestart, toen een oude geliefde brieven van hem publiceerde. De omstandigheden waren in die zaak wel heel anders, onder meer omdat Salinger nog in leven was.
Lees ook op de SOLV-blog, hier.