DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op donderdag 20 november 2014
IEF 14396
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Parool heeft geen belang bij hoger beroep

Hof Amsterdam 5 augustus 2014, IEF 14396 (Het Parool tegen Amsterdam Waterfront e.a.)
Mediarecht. Hoger beroep na kort geding [IEF 13566]. Appel van verbod van publicatie in dagblad voor de duur van tien dagen met het oog op wederhoor. Parool heeft geen belang bij dit hoger beroep.

3.6. Het Parool heeft gesteld dat zij, hoewel de in het dictum van het vonnis vastgestelde termijn is gepasseerd, belang heeft bij spoedappel. Niet alleen is censuur toegepast, het vonnis kan er ook toe leiden dat partijen waar Het Parool een publicatie aan wijdt van haar zullen gaan eisen dat zij ook bijna vier weken tijd krijgen voor hun wederhoor, en dat zelfs het toesturen van een concept-artikel een week van tevoren onvoldoende zorgvuldig is. Dat betekent een zeer serieuze belemmering van haar journalistieke werk. Van media kan volgens vaste EHRM-jurisprudentie bovendien niet worden verwacht dat zij de publicatie van een nieuwsfeit over een onderwerp van algemeen belang uitstellen, tenzij daarvoor zeer zwaarwegende redenen bestaan. Volgens vaste rechtspraak bestaat er verder geen algemene plicht voor media om wederhoor te verlenen. Per geval moet worden gekeken of wederhoor geboden is. Het Parool lijkt verder te worden afgestraft voor haar zorgvuldigheid. Als zij het artikel niet in het kader van wederhoor in concept had toegestuurd, dan had de voorzieningenrechter het artikel nooit in tweeën kunnen knippen. Het vonnis behoudt derhalve ook na het verstrijken van de opgelegde extra reactietermijn een uitzonderlijk ‘chilling effect’, zodat Het Parool belang heeft bij een spoedige uitspraak in hoger beroep, aldus – nog steeds – Het Parool.

3.7. Met Waterfront c.s. moet worden geoordeeld dat het hoger beroep geen verandering kan brengen in de thans bestaande feitelijke situatie. De periode waarvoor de bestreden beslissing geldt is immers op 6 februari 2014 om 12.00 uur verstreken, zodat vernietiging van die beslissing geen effect meer kan sorteren. De inzet van het onderhavige hoger beroep heeft derhalve geen feitelijke betekenis meer. Voor zover Het Parool bij een beoordeling van haar grieven in dit kort geding al een principieel belang heeft, geldt dat zodanig belang niet een voldoende belang bij het ingestelde beroep oplevert. Op grond van het bepaalde in artikel 257 Rv. kan niet als juist worden aanvaard de stelling van Het Parool dat vernietiging van het vonnis haar een betere uitgangspositie geeft voor het geval zij schadevergoeding wenst te vorderen als gevolg van de toegewezen voorlopige voorziening. Evenmin acht het hof hier, gelet op de aard van de toegewezen voorziening, een voldoende belang gelegen in de wens bevrijd te worden van een veroordeling in eerste aanleg. Ten slotte heeft Het Parool bij pleidooi haar belang nog toegelicht door erop te wijzen dat de voorzieningenrechter heeft bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt, terwijl Waterfront c.s. in haar visie in de kosten had moeten worden veroordeeld. Aan dit belang van Het Parool is evenwel de grondslag komen te ontvallen doordat ter zitting in hoger beroep namens Waterfront c.s. ondubbelzinnig is aangeboden de proceskosten in eerste aanleg van Het Parool volgens het geldende liquidatietarief te vergoeden.

3.8.Het voorgaande brengt mee – hoezeer het hof ook van oordeel is dat Het Parool op het tijdstip van de behandeling van het geding in eerste aanleg aan Waterfront c.s. reeds voldoende gelegenheid had geboden tot het geven van weerwoord – dat het door Het Parool ingestelde hoger beroep wegens gebrek aan belang moet worden verworpen (niet - zoals Waterfront c.s. vorderen - : dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard). Nu de genoemde bereidheid van de zijde van Waterfront c.s. tot vergoeding van de proceskosten in eerste aanleg van Het Parool eerst ter zitting in hoger beroep is uitgesproken, bestaat aanleiding Waterfront c.s. te verwijzen in de kosten van het hoger beroep.