Artikel ingezonden door Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen en bureau Brandeis.
Paul Geerts over De 4 Jaargetijden-zaak
Paul Geerts, artikel over HR 29 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:451 (De 4 Jaargetijden) [IEF 18353]; gepubliceerd in IER 2021/44.
1. Op 29 maart 2019 heeft de Hoge Raad arrest gewezen in De 4 Jaargetijden-zaak. In dat arrest heeft de Hoge Raad meer duidelijkheid geschapen over art. 25 Aw en met name de verhouding tussen de onderdelen c en d van het eerste lid van dat artikel. Als gevolg van onduidelijke wetgeving die geen schoonheidsprijs verdient en een parlementaire geschiedenis die “less than helpful” is, is lang onduidelijk geweest hoe beide onderdelen zich tot elkaar verhouden.
2. In deze korte bijdrage zal ik het arrest niet uitvoerig bespreken. Ook zal ik niet uitvoerig stilstaan bij de totstandkomingsgeschiedenis van art. 25 lid 1 onder c en d AW. Ik wil stilstaan bij een interessant punt dat Spoor in zijn NJ-noot heeft aangestipt. Het betreft de zienswijze van de Hoge Raad dat voor een succesvol beroep op onderdeel d (in ieder geval) vereist is dat sprake is van wijzigingen in het werk die afbreuk doen aan de auteursrechtelijke beschermde trekken van dat werk (r.o. 3.4.3).
Lees hier verder >>