28 okt 2020
Perspublicaties over vastgoedondernemer niet onrechtmatig
Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 28 oktober 2020, IEF 19563, IT 3313; ECLI:NL:RBNNE:2020:3814 (Eiser tegen NDC Mediagroep) Onrechtmatige uiting. Eiser is een vastgoedondernemer. NDC is een uitgeverij van kranten en exploiteert te website Sikkom, een zogenaamde stadsblog gericht op Groningse studenten. Tussen partijen is in geschil of NDC onrechtmatig jegens eiser heeft gehandeld door de publicatie op de website Sikkom van het artikel: "Groninger verhuurder [eiser] zit vast op verdenking van fraude", alsmede door de publicatie van de column: "Column | Peter R. de Vries strijdt in de media tegen criminelen, zijn zoon strijdt namens [eiser] tegen ons".
De voorzieningenrechter stelt vast dat het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 11 juli 2019 [IEF 18588] gedeeltelijk over dezelfde problematiek ging. In dat vonnis oordeelde de rechtbank dat de in de aflevering van #BOOS geuite kritiek op de handelwijze van eiser niet als onjuist kan worden gekwalificeerd. Eiser heeft tegen dit vonnis geen hoger beroep ingesteld, zodat uit wordt gegaan van de juistheid van dat oordeel. Ten aanzien van het artikel wordt geoordeeld dat het recht van vrijheid van meningsuiting zwaarder dient te wegen dan het recht op eerbiediging van de eer en goede naam van eiser. Verder geldt voor columns dat daarin scherpere bewoordingen mogen worden gebruikt en dat zij provocerend mogen zijn. De publicatie van het artikel, noch de column is onrechtmatig. De vorderingen van eiser worden afgewezen.
4.18. De belangen van partijen afwegende is de voorzieningenrechter van oordeel, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.11. tot en met 4.17. is overwogen omtrent de handelwijze van [eiser] als verhuurder, dat het recht van vrijheid van meningsuiting in het voorliggende geval zwaarder dient te wegen dan het recht van [eiser] op eerbiediging van zijn eer en goede naam. Uitlatingen in het kader van het publieke debat genieten een hoge mate van vrijheid. De omstandigheid dat de landelijke media de berichtgeving van Sikkom hebben overgenomen maakt de publicatie van het Artikel op zichzelf genomen niet onrechtmatig. Ook de stelling van [eiser] dat NDC en [gedaagde sub 2] niet hebben voldaan aan hun journalistieke plicht van hoor en wederhoor, leidt niet tot een ander oordeel. De omstandigheid dat [eiser] niet, althans niet tijdig, in de gelegenheid is gesteld om te reageren op het Artikel maakt de publicatie daarvan op zichzelf niet onrechtmatig. De voorzieningenrechter acht deze omstandigheid in gegeven omstandigheden onvoldoende zwaarwegend om tot onrechtmatigheid van de publicatie van het Artikel te concluderen.
4.20. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] - gelet op de gemotiveerde betwisting van NDC en [gedaagde sub 2] - onvoldoende adequaat heeft onderbouwd dat de tekst in de Column in het algemeen - door de gemiddelde lezer - zal worden opgevat op de wijze zoals [eiser] stelt, te weten dat [eiser] wordt neergezet als crimineel. Het woord 'crimineel' wordt ook niet in het artikel genoemd. Daarbij komt dat aan columnisten een grote mate van vrijheid toekomt. Er mogen scherpere bewoordingen worden gebruikt in een column en een column mag provocerend zijn. [eiser] heeft onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat NDC en [gedaagde sub 2] in de Column de grens van het toelaatbare hebben overschreden, mede in het licht van eerdere publicaties. Voorts acht de voorzieningenrechter van belang de aanleiding voor deze Column namelijk het voorgaande bezoek van de politie aan [eiser] . [gedaagde sub 2] heeft in dat kader -met naam en toenaam- aangegeven dat hij inzake dit bezoek informatie heeft ingewonnen bij het Openbaar Ministerie. Dit betekent dat ook in dit geval de belangenafweging in het voordeel van NDG en [gedaagde sub 2] dient uit te vallen. De voorzieningenrechter acht de publicatie van de Column niet onrechtmatig. De vorderingen onder I. en II. van 3.1. zullen daarom als onvoldoende adequaat onderbouwd worden afgewezen.
4.21. De vordering om NDC en [gedaagde sub 2] te verbieden om [eiser] te beschuldigen van oplichting en handelingen die daaraan nauw verwant zijn, tenzij Sikkom en [gedaagde sub 2] deze beschuldigingen met gedegen bewijsmateriaal kunnen onderbouwen (onder III), acht de voorzieningenrechter evenmin toewijsbaar. Deze vordering maakt inbreuk op de persvrijheid - het censuurverbod (art. 7 lid 2 Grondwet, art. 10 EVRM) - en kan reeds om die reden niet worden toegewezen, nog daargelaten dat de term 'gedegen bewijsmateriaal' onvoldoende bepaald is en de vordering ook om die reden niet kan worden toegewezen.