Pleidooi DG-WIPO voor bijstelling koers rechthebbenden
Een verslag van Michel Frequin, VOI©E.
©Hanneke van Lith |
Volgens Dr. Francis Gurry, directeur-generaal van de WIPO, moet iedereen die het beste met het auteursrecht voor heeft zijn koers verleggen van bescherming van rechten naar de rol van het auteursrecht als balans tussen de belangen van alle betrokken partijen. Hij zei dit op 31 augustus bij de opening van het congres '1912 – 2012, A Century of Dutch Copyright Law'.
In een door uitgeverij deLex en de Vereniging van Auteursrecht prima georganiseerd internationaal congres ter gelegenheid van 100 jaar Nederlandse Auteurswet werd een interessant programma voorgeschoteld. De hoofdbegrippen van de Auteurswet (Werk, Maker, Exploitatierechten en Morele rechten en de Beperkingen) werden becommentarieerd door internationaal vermaarde wetenschappers, voorzien van een kort commentaar van het keurkorps van de Nederlandse wetenschappers. Conclusie: de 100-jarige is nog kwiek, dankzij de nodige hulpmiddelen en facelifts, maar zal langzaam maar zeker vervangen worden door een meer op Europese leest geschoeide regelgeving.
Globale oplossingen en koerswijziging nodig
Francis Gurry maakte duidelijk dat het auteursrecht door het internet met globale problemen kampt, die om globale oplossingen vragen. De WIPO, als hoeder van de Berner Conventie, is echter heel lang buiten beeld gebleven. Dat komt omdat door internet niet alleen in de markt machtsverschuivingen zijn ontstaan, maar ook in de verhoudingen tussen werelddelen. Toch is er weer optimisme bij WIPO omdat het na zestien jaar toch weer gelukt is om een nieuw verdrag te sluiten, namelijk ter bescherming van audiovisuele uitvoeringen. Dat verdrag heeft wel dertien jaar geduurd, maar is uiteindelijk gelukt omdat de lidstaten het wilden, de rechthebbenden het onderling eens waren en China er bij kon worden betrokken. WIPO ziet zich gedwongen vooralsnog actief te zijn op kleinere technische gebieden waarvoor een breed draagvlak is: het digitaal ontsluiten van printproducten voor leesgehandicapten, voor de omroep en voor het ontsluiten van bibliotheken en archieven.
De strijd tegen de piraten die zich van de wereldmarkt bedienen, kan niet lokaal worden gevoerd. Idealen als een vrij internet en bescherming privacy overrulen de roep om bescherming van rechten. Daardoor heeft het auteursrecht volgens Gurry zijn sociale legitimatie verloren. Rechthebbenden moeten volgens de DG hun doelen bijstellen om die sociale legitimatie terug te winnen. Niet door de voorvechters voor een vrij internet als tegenstanders te bestrijden met een roep om bescherming van rechten, maar door te laten zien dat het auteursrecht de balans tussen de belangen van alle betrokken partijen teweegbrengt.
Het ruime werkbegrip gaat tot problemen leiden
Professor Paul Goldstein (Stanford Law School) analyseerde de Nederlandse ontwikkeling rond het begrip 'werk van letterkunde, wetenschap of kunst', dat met de open definitie en de door de jurisprudentie toegevoegde bescherming van de zogenaamde onpersoonlijke geschriften het meest ruime begrip ter wereld is. Die open en brede definitie heeft er dan wel toe geleid dat Nederland zeer flexibel allerlei nieuwe toepassingen moeiteloos auteursrechtelijk kon beschermen, maar op den duur is dat volgens Goldstein onhoudbaar. Naar zijn mening is Nederland doorgeschoten door nu ook geuren van parfums auteursrechtelijk beschermbaar te achten.
Professor Grosheide (Universiteit Utrecht) ging in op de redenen van de ‘open mind’ van de Nederlandse leer, die voor veel landen ook een voorbeeld is geweest. Zijn proefschrift ‘Auteursrecht op maat’ (Kluwer 1986) werd een aantal keer door andere sprekers geciteerd als wenselijke richting: bij de bescherming meer rekening houden met de aard van het werk.
Het werkgeversauteursrecht onder de loep
Professor Frank Gotzen (KU Leuven) behandelde de internationaal unieke keuze van Nederland met betrekking tot de rechten van de werkgever, die volgens de Nederlandse Auteurswet als de maker van het werk (mits vervaardigd in het kader van het dienstverband en tenzij anders overeengekomen) wordt bestempeld. Volgens Gotzen behoort het auteursrecht als beginsel altijd aan de natuurlijke persoon, de feitelijke maker, toe te komen. Ten behoeve van de werkgever – en de opdrachtgever – kan worden volstaan met een vermoeden van overdracht van de economische rechten. De Europese verdragen hebben de definitie van het makerschap tot op heden aan de nationale lidstaten overgelaten, maar volgens Gotzen is dat op den duur onhoudbaar. Er moet een Europese regeling komen.
In zijn commentaar onderschreef professor Jaap Spoor het beginsel van het makerschap bij de natuurlijke persoon, maar waarschuwde hij wel voor de transactiekosten, terwijl artikel 7 in Nederland wel goed heeft gewerkt. Er zal een aantal praktische oplossingen gevonden moeten worden, zeker voor de werken waarbij de werkgevers ook behoefte hebben aan morele rechten.
De Europese invloed op het Nederlandse begrip openbaar maken
Professor Lionel Bentley (Cambridge University) toonde aan de hand van een aantal voorbeelden aan dat het geroemde open en flexibele karakter van de Nederlandse begrippen ‘verveelvoudigen’ en met name ‘openbaar maken’ tot een einde gaat komen door de Europese harmonisatie. Door een aantal recente uitspraken van het Europese Hof zal de Nederlandse leer moeten worden bijgesteld.
In zijn commentaar erkende professor Dirk Visser (Universiteit Leiden) dat een aantal recente uitspraken in tegenspraak is met de Nederlandse leer, zoals de voor de Nederlandse praktijk van collectief beheer relevante uitspraak over geen openbaarmaking door een Italiaanse tandarts.
Er ligt nu een aantal nieuwe uitdagingen voor de Nederlandse geleerden.
Meer flexibele uitleg beperkingen gewenst
Professor Thomas Dreier (Karlsruhe Institute of Technology) maakt zich zorgen over de Europese ontwikkelingen rond de beperkingen van het auteursrecht. De beperkingen zorgen voor balans, maar helaas is in richtlijnen geen harmonisatie bereikt en biedt de limitatieve opsomming van beperkingen te weinig flexibiliteit voor nieuwe ontwikkelingen. Ook het Europese Hof biedt geen oplossing door de neiging beperkingen restrictief uit te leggen. Dreier is van mening dat de Europese Commissie, maar ook het Hof, de lidstaten meer ruimte zou moeten laten voor eigen oplossingen.
Tweede zorgpunt van Dreier is de ontwikkeling dat in de online wereld het gebruik in toenemende mate in contracten wordt geregeld, waardoor wettelijke beperkingen kunnen worden ‘weggecontracteerd’.
In zijn commentaar onderschreef Martin Senftleben (VU Amsterdam) deze zorg. Zoals hij al eerder met Bernt Hugenholtz heeft bepleit in het kader van een meer flexibel auteursrecht, zou een overname van alle ruim geformuleerde beperkingen uit de Europese richtlijn, tezamen met de ruimte die aan die bepalingen door de diverse lidstaten is gegeven, al veel helpen. Een analoge toepassing van bestaande beperkingen, met zodanige toepassing van de drie-stappen-toets (toets aan belangen makers en belangen exploitatie) dat ook verruiming van deze beperkingen mogelijk is, zou naar de mening van Senftleben tegemoet komen aan de noodzaak tot meer flexibiliteit en legitimatie van het auteursrecht.
Afsluiting: blijvende auteursrechtontwikkeling
In zijn mooie afrondende synthese concludeerde professor Antoon Quaedvlieg (Radboud Universiteit Nijmegen) dat dit congres veel stof tot nadenken had geboden.
Dat was ook de conclusie van staatssecretaris Fred Teeven die het congres afsloot. De Auteurswet is qua omvang de afgelopen 100 jaar regelmatig gemoderniseerd en in omvang verdubbeld, en deze ontwikkelingen en moderniseringen zullen doorgaan om de auteurs blijvend te beschermen.
Teeven ontving uit handen van VVA-voorzitter Jacqueline Seignette het eerste exemplaar van “1912 – 2012, A Century of Dutch Copyright Law”, waarin zestien Nederlandse rechtswetenschappers een bijdrage hebben geschreven over honderd jaar Nederlandse auteursrechtontwikkeling.
Michel Frequin, VOI©E.