Poolse Sejm: Richtlijn collectief beheer kan leiden tot verslechterde bescherming
Meer over dit onderwerp: Multi-territorial licensing, voorstel richtlijn [IEF 11565].
(...) Naar mening van de Sejm wordt met het voorstel dit doel niet "beter" - in de zin van artikel 5, lid 3, VEU en artikel 5 van het aan het VEU en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) gehechte Protocol (nr. 2) betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid - verwezenlijkt dan via de huidige maatregelen van de lidstaten op grond van nationale regelgeving.
Wat betreft het beheer en de transparantie van rechtenbeheerders, kan de Sejm na analyse van het voorstel niet concluderen dat de lidstaten niet in staat zouden zijn de nationale civielrechtelijke betrekkingen tussen de rechtenbeheerders en de makers of de interne structuren van deze organisaties bevredigend te reguleren of toezicht op deze betrekkingen te houden. Het door de EC genoemde doel, te weten waarborging van de transparantie van rechtenbeheerders, kan evengoed door middel van nationale wetgeving worden verwezenlijkt, ook wanneer daartoe in de praktijk wetswijzigingen noodzakelijk zijn. Niets wijst erop dat dit doel niet door middel van zelfstandige maatregelen van de lidstaten kan worden verwezenlijkt, in het bijzonder omdat het voorbeeld van Polen uitwijst dat ook in de huidige fase dit doel volledig en zelfs beter dan in het voorstel voor een richtlijn verwezenlijkt wordt. Voorts constateert de Sejm na bestudering dat het voorstel kan leiden tot verslechtering van de bescherming op de volgende gebieden:
- bescherming van de economische vrijheid, aangezien de rechtenbeheerders nieuwe verplichtingen wordt opgelegd;
- bescherming van de autonomie van particulieren, door hen verscheidene, niet nader omschreven contractuele verplichtingen aan te laten gaan, door regelgeving vast te stellen die de civielrechtelijke verhoudingen eenzijdig bepaalt, en in het bijzonder door de lidstaten voorschriften te laten vaststellen waarmee de interne structuur van rechtenbeheerders wordt vormgegeven naar voorbeeld van een kapitaalvennootschap (artikel 7 van het voorstel voor een richtlijn). Hiermee wordt het handelen van deze organisaties op basis van het verenigingsrecht ondermijnd;
- bescherming van auteursrechten, door onbeperkte uitbesteding van de bevoegdheden van de rechtenbeheerder aan andere actoren mogelijk te maken (artikel 27 van het voorstel voor een richtlijn).
Wat betreft de multiterritoriale licentieverlening voor het onlinegebruik van rechten inzake muziekwerken blijkt niet uit het voorstel waarom maatregelen van de Europese Unie op dit gebied effectiever zouden zijn. Evenmin wordt duidelijk gemaakt waarom de Europese Commissie geen minder ingrijpende maatregelen treft ter coördinatie van de samenwerking van de lidstaten bij de licentieverlening.
Naar mening van de Sejm motiveert de Commissie onvoldoende waarom het voorstel in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel zou zijn. De Sejm kan zich evenmin aansluiten bij het vermoeden van conformiteit, zoals uiteengezet in overweging 42 van de richtlijn.
Samenvattend is de Sejm van mening dat het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het collectieve beheer van auteursrechten en naburige rechten en de multiterritoriale licentieverlening van rechten inzake muziekwerken voor onlinegebruik op de interne markt (COM(2012) 372 definitief) strijdig is met het subsidiariteitsbeginsel.