Gepubliceerd op vrijdag 27 januari 2012
IEF 10833
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Portretrecht en oplichtingspraktijken

Vzr. Rechtbank Amsterdam 19 januari 2012, LJN BV2087 (eiser tegen TROS)

Gelijktijdige dank aan Vivienne Sinaasappel en Bertil van Kaam, Van Kaam Advocaten.

Portretrecht. Rechtspraak.nl: Artikel 21 Auteurswet. Artikel 8 EVRM. Artikel 10 EVRM. De Tros heeft twee uitzendingen (8 sept 2009, 25 okt 2011) van het programma "Opgelicht?!" gewijd aan oplichtingspraktijken van een vrouw. In de tweede uitzending is eiser, de toenmalige vriend van de vrouw, herkenbaar in beeld gebracht en in verband gebracht met de oplichtingspraktijken van de vrouw. Geoordeeld wordt dat voldoende aannemelijk is dat eiser betrokken is geweest bij de oplichtingspraktijken van de vrouw en dat de door de Tros geuite suggestie derhalve voldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal. Daarmee weegt het belang van de Tros om eiser herkenbaar in beeld te brengen zwaarder dan de inbreuk die daarmee op de persoonlijke levenssfeer van eiser wordt gemaakt. Hierbij is nog van belang dat de naam van eiser niet wordt genoemd zodat onvoldoende aannemelijk is dat de uitzending eiser via internet zal worden nagedragen. Nu deze vordering wordt afgewezen, is voor een vergoeding van immateriele schade geen plaats.

4.2.  [eiser] is in de aflevering van “Opgelicht?!” van 25 oktober 2011 herkenbaar in beeld gebracht zonder dat hij daarmee heeft ingestemd. Het beschikbaar stellen en houden van dit portret aan het publiek is zonder toestemming van [eiser] niet geoorloofd voor zover een redelijk belang van [eiser] zich daartegen verzet (artikel 21 Aw). Als de openbaarmaking van een portret een schending van het in artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer oplevert, is daarin in beginsel een redelijk belang gelegen als bedoeld in artikel 21 Aw. In de aflevering van “Opgelicht?!” van 25 oktober 2011 is [eiser] in verband gebracht met de oplichtingspraktijken van [ex-partner]. Onbetwist is dat [eiser] hiervan hinder heeft ondervonden doordat hij hierover door derden is aangesproken. Dit kan als een schending van zijn persoonlijke levenssfeer worden aangemerkt. Het portretrecht van [eiser] is echter niet absoluut. Het dient te worden afgewogen tegen, in dit geval, het recht van de Tros op vrijheid van meningsuiting, zoals neergelegd in artikel 10 EVRM. Om te beoordelen aan welke van beide grondrechten, die in beginsel van gelijke rangorde zijn, in een concreet geval voorrang toekomt, dienen aan de hand van alle omstandigheden van het geval de belangen van partijen tegen elkaar te worden afgewogen.

4.4.  In het kader van de onder 4.2. genoemde belangenafweging wordt voorshands doorslaggevend geacht of de in de uitzending van 25 oktober 2011 door de Tros gesuggereerde betrokkenheid van [eiser] bij de oplichtingspraktijken van [ex-partner] voldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal. Zo dit het geval is, wint het belang van de Tros om [eiser] herkenbaar in beeld te brengen het van de inbreuk die met de uitzending wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [eiser].