Postings op internetfora niet onrechtmatig
Mediarecht. Geen onrechtmatige publicaties door postings op internetfora (Hoger beroep van LJN BN1212). Appellant heeft aan deze vorderingen ten grondslag gelegd dat PAL en [geïntimeerde sub 2] onrechtmatig hebben gehandeld door het plaatsen van postings met de vraag "Is [appellant] een oplichter?" op de internetfora van Vara Kassa, PAL en Tros Radar. Het Hof bekrachtigt het vonnis waarvan beroep. De grief tegen het oordeel dat geïntimeerde niet persoonlijk aansprakelijk is, faalt eveneens.
3.13 Op grond van het voorgaande komt het hof, net als de rechtbank, tot het oordeel dat het recht op vrijheid van meningsuiting van PAL in dit geval zwaarder weegt dan het recht van [appellant] op bescherming van zijn eer en goede naam en op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer en dat de inbreuk op dit recht van [appellant] niet disproportioneel is. Ook het hof acht het plaatsen van de postings in 2006 daarom niet onrechtmatig. De grieven 1 tot en met 4 in het principaal appel falen derhalve.
3.14 Met grief 5 in het principaal appel keert [appellant] zich tegen het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerde sub 2] niet persoonlijk (naast PAL) aansprakelijk is. [appellant] voert daartoe aan dat [geïntimeerde sub 2] wist, althans behoorde te weten dat een uiting in zeer negatieve bewoordingen over [appellant] ernstige gevolgen zou kunnen hebben voor zijn beroepsuitoefening, dat geen sprake was van een ernstige maatschappelijke misstand en dat de enige plausibele reden voor de handelwijze van [geïntimeerde sub 2] is dat hij [appellant] uit eigen belang in een ongunstig daglicht heeft willen stellen.
3.15 Ook deze grief faalt. Over de postings uit 2006 heeft het hof hiervoor al geoordeeld dat het plaatsen ervan door PAL niet onrechtmatig was. Dat oordeel geldt niet alleen voor PAL, maar evenzeer voor [geïntimeerde sub 2], die de plaatsing feitelijk heeft verricht. Voor de posting uit 2008 ligt dat op zichzelf anders. De rechtbank heeft het plaatsen daarvan wel onrechtmatig geacht. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat er, gelet op de minimale respons op de postings in 2006, toen wel reden was om ernstig te betwijfelen dat sprake was van een ernstige misstand en dat PAL in het licht daarvan de feiten bij [appellant] had moeten verifiëren. Bij dat laatste speelde mee dat PAL inmiddels had vernomen waar zij [appellant] kon bereiken, maar ditmaal geen poging had ondernomen om contact met hem te leggen. Naar het oordeel van het hof is de persoonlijke aansprakelijkheid van [geïntimeerde sub 2] daarmee evenwel nog niet gegeven, in aanmerking genomen dat [geïntimeerde sub 2] ook bij het plaatsen van dit bericht handelde in zijn hoedanigheid als voorzitter van PAL en zijn gedragingen dus primair hebben te gelden als gedragingen van PAL. [appellant] is daarvan blijkens zijn stellingen in de inleidende dagvaarding zelf ook uitgegaan. Dat in de berichten niet alleen naar (het e-mailadres van) PAL is verwezen, maar ook de (voor)naam van [geïntimeerde sub 2] is vermeld, maakt dit niet anders. Het plaatsen van de postings waarin de vooruitbetaalde dienstverlening door [appellant] aan gedupeerden in aandelenleasekwesties aan de kaak werd gesteld, paste verder binnen de doelstelling van PAL om als gratis belangenbehartiger en hulpverlener van deze gedupeerden op te treden. Dat [geïntimeerde sub 2] heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hij persoonlijk jegens [appellant] in acht diende te nemen, kan uit de stellingen van [appellant] onvoldoende worden afgeleid. Aan het betoog van [appellant] dat [geïntimeerde sub 2] hem slechts uit eigen belang van ernstige strafbare feiten heeft beschuldigd, gaat het hof voorbij, nu dit betoog berust op een veronderstelling waarvoor een verdere onderbouwing ontbreekt.
Rechtspraak.nl (pdf), LJN BZ7310