Gepubliceerd op maandag 25 november 2024
IEF 22389
HvJ EU ||
14 nov 2024
HvJ EU 14 nov 2024, IEF 22389; ECLI:EU:C:2024:951 (Reprobel tegen Copaco), https://delex.nl/artikelen/preduciele-vragen-over-rechtstreekse-werking-van-een-richtlijn-voor-een-privaatrechtelijke-vereniging

Preduciële vragen over rechtstreekse werking van een richtlijn voor een privaatrechtelijke vereniging

HvJ EU 14 november 2024, IEF 22389, IEFbe 3831; ECLI:EU:C:2024:951 (Reprobel tegen Copaco). Reprobel is een collectieve beheersorganisatie voor de rechten van auteurs en uitgevers die door de Belgische Staat is belast met de inning en verdeling van de vergoeding ter billijke compensatie van auteurs en uitgevers. Copaco weigert Reprobel de bedragen te betalen die zij verschuldigd is. Volgens Copaco heeft artikel 5, lid 2, onder a) en b), van richtlijn 2001/29 directe werking en kan het hierdoor worden ingeroepen tegen Reprobel, waardoor Copaco de bedragen niet hoeft te betalen. Als distributeur van IT-producten voor ondernemingen en consumenten verkoopt Copaco namelijk ook reproductieapparatuur, zoals fotokopieerapparaten en scanners. Tot eind 2016 was zij Reprobel om die reden forfaitaire vergoedingen verschuldigd voor de reproductie van door auteursrechten of naburige rechten beschermde werken. Reprobel betwist het standpunt van Copaco door erop te wijzen dat lidstaten zelf bevoegd zijn om deze bepalingen vast te stellen en de compensatie te bepalen. Daarnaast stelt Reprobel dat deze richtlijn niet van toepassing is op haar, omdat zij een privaatrechtelijke vereniging is. Hierdoor heeft de ondernemingsrechtbank Gent de behandeling van de zaak geschorst en het Hof van Justitie verzocht om een prejudiciële beslissing over deze vragen te nemen.

Voor de eerste, tweede en derde vraag moet het Hof beoordelen of een particulier zich bij een nationale rechter op Unierechtelijke bepalingen met rechtstreekse werking kan beroepen tegen een entiteit, zoals Reprobel, die belast is met de inning en verdeling van billijke compensaties. Hierbij is van belang of die entiteit een taak van algemeen belang vervult en bijzondere bevoegdheden heeft die verder gaan dan de regels die gelden in de betrekkingen tussen particulieren. In het geval van Reprobel zijn deze voorwaarden vervuld, ondanks haar privaatrechtelijke status. Zij voert namelijk exclusieve taken uit namens de staat en beschikt over bijzondere bevoegdheden, zoals het afdwingen van vergoedingen en toegang tot informatie. Het Hof concludeert dat een particulier bij de nationale rechter kan aanvoeren dat de nationale regels over billijke compensaties in strijd zijn met het EU-recht. Dit mag worden aangevoerd tegen een organisatie die door een lidstaat is aangewezen om deze compensaties te innen en te verdelen, als die organisatie speciale bevoegdheden heeft die verder gaan dan normale regels tussen particulieren.

In de vierde en vijfde vraag wordt verduidelijking gevraagd over de rechtstreekse werking van artikel 5, lid 2, onder a) en b), van richtlijn 2001/29. Particulieren moeten zich voor de nationale rechter op deze bepaling kunnen beroepen als de lidstaat deze richtlijn niet, of onjuist, heeft omgezet. Daarbij moet rekening worden gehouden met de vraag of er voldoende compensatie is voor de rechthebbende wanneer de richtlijn niet wordt gevolgd. Wanneer nationale regelgeving in strijd is met een richtlijnbepaling die rechtstreekse werking heeft, moet de nationale rechter deze regelgeving buiten toepassing laten om de volledige werking van het Unierecht te waarborgen. Artikel 5, lid 2, onder a) en b), van richtlijn 2001/29 heeft rechtstreekse werking. Een particulier kan zich daarop beroepen om nationale regels die in strijd met deze bepaling een onjuiste vergoeding voor billijke compensatie opleggen, buiten toepassing te laten.

43. In deze context is het door Reprobel en de Belgische regering aangevoerde punt dat deze vennootschap niet bevoegd is om sancties op te leggen aan personen die hun informatieverplichting jegens haar niet nakomen, irrelevant. De niet-nakoming van deze verplichting kan volgens de gegevens in de verwijzingsbeslissing namelijk worden bestraft met strafrechtelijke sancties, die naar hun aard alleen door een rechterlijke instantie kunnen worden opgelegd. Het bestaan zelf van deze sancties getuigt dus van het bijzondere karakter van de aan Reprobel verleende bevoegdheden.

44. Ten tweede blijkt uit het dossier waarover het Hof beschikt dat Reprobel bevoegd is om bij de douane-, belasting- en socialezekerheidsautoriteiten de informatie op te vragen die zij voor de vervulling van haar taken nodig heeft. Een dergelijke bevoegdheid vormt, onder voorbehoud van de door de verwijzende rechter te verrichten verificaties, een bevoegdheid die verder gaat dan de bevoegdheden die voortvloeien uit de regels die gelden in de betrekkingen tussen particulieren. Informatie over het aantal ingevoerde apparaten of dragers voor het kopiëren van werken of over de omzet van de fabrikanten of distributeurs van dergelijke apparaten en dragers wordt namelijk in beginsel niet meegedeeld aan entiteiten die niet over een dergelijke bevoegdheid beschikken.

45. Gelet op een en ander moet op de eerste, de tweede en de derde vraag worden geantwoord dat artikel 5, lid 2, onder a) en b), van richtlijn 2001/29 aldus moet worden uitgelegd dat een particulier bij de nationale rechter aan een entiteit die door een lidstaat is belast met de inning en verdeling van de billijke compensaties die overeenkomstig deze bepaling zijn vastgesteld, kan tegenwerpen dat de nationale regeling die in deze compensaties voorziet in strijd is met Unierechtelijke bepalingen die rechtstreekse werking hebben, wanneer een dergelijke entiteit voor de vervulling van deze taak van algemeen belang over bijzondere bevoegdheden beschikt die verder gaan dan die welke voortvloeien uit de regels die in de betrekkingen tussen particulieren gelden.