Gepubliceerd op vrijdag 5 april 2019
IEF 18372
Hoge Raad ||
5 apr 2019
Hoge Raad 5 apr 2019, IEF 18372; ECLI:NL:HR:2019:503 (Stichting BREIN tegen News-Service Europe), https://delex.nl/artikelen/prejudicieel-te-stellen-vragen-verricht-usenetdienst-een-mededeling-aan-het-publiek

Uitspraak ingezonden door Jacqueline Seignette, Marijn Kingma, Höcker en Thijs van Aerde, Houthoff.
 

Prejudicieel te stellen vragen: Verricht Usenetdienst een mededeling aan het publiek?

HR 5 april 2019, IEF 18372; IEFbe 2861; IT 2737;  ECLI:NL:HR:2019:503 (Stichting BREIN tegen News-Service Europe) Auteursrecht. NTD. Hof Amsterdam [IEF 16425] bepaalde dat Usenetprovider effectieve NTD-procedure moet invoeren als ze activiteiten hervat. De vragen van uitleg van Unierecht waarvan de Hoge Raad beantwoording door het HvJEU nodig acht voor zijn beslissing op het cassatieberoep, zijn de volgende:

1. Verricht een exploitant van een platform voor Usenetdiensten (zoals NSE is geweest), onder de omstandigheden zoals hiervoor in 3.1 en 4.2.3 beschreven, een mededeling aan het publiek in de zin van art. 3 lid 1 [Auteursrechtrichtlijn]?

2. Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt (en dus sprake is van een mededeling aan het publiek):
Staat de vaststelling dat de exploitant van een platform voor Usenetdiensten een mededeling aan het publiek verricht
in de zin van art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn in de weg aan toepassing van art. 14 lid 1 [Richtlijn inzake elektronische handel]?

3. Indien het antwoord op vraag 1 of 2 ontkennend luidt (en een beroep op de vrijstelling van art. 14 lid 1 Richtlijn inzake elektronische handel dus in beginsel mogelijk is): Speelt de exploitant van een platform voor Usenetdiensten, die diensten verleent zoals hiervoor in 3.1 en 4.2.3 omschreven, anderszins een actieve rol die in de weg staat aan een geslaagd beroep op art. 14 lid 1 Richtlijn inzake elektronische handel?

4. Kan aan de exploitant van een platform voor Usenetdiensten die een mededeling aan het publiek verricht en aan wie een geslaagd beroep toekomt op art. 14 lid 1 Richtlijn inzake elektronische handel, worden verboden om de inbreuk voort te zetten, dan wel kan hem een bevel worden opgelegd dat meer omvat dan hetgeen is vermeld in art. 14 lid 3 van de Richtlijn inzak elektronische handel, of levert dat strijd op met art. 15 lid 1 Richtlijn inzake elektronische handel?