20 sep 2024
Ingezonden door Thijs van Aerde (Houthoff), Kamiel Koelman (Koelman Legal) en Arnout Groen (AC&R).
Prejudiciële vragen over mededeling aan het publiek en de rol van geo-blocking
HR 20 september 2024, IEF 22249, IEFbe 3786; ECLI:NL:HR:2024:1263 (Anne Frank Fonds tegen Anne Frank Stichting c.s.). De Anne Frank Stichting, Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en Vereniging voor Onderzoek en Ontsluiting van Historische Teksten (hierna: verweerders) hebben in samenwerking een nieuwe wetenschappelijke online editie van alle manuscripten van Anne Frank uitgebracht. Het Anne Frank Fonds (hierna: het Fonds) stelt dat verweerders daarmee inbreuk maken op haar auteursrechten. Hoewel haar rechten op (delen van) de werken van Anne Frank naar buitenlands recht inmiddels zijn verlopen, maakt zij naar Nederlands recht nog steeds aanspraak op deze rechten tot 2037. Om het Fonds tegemoet te komen, maken verweerders gebruik van geo-blocking: internetgebruikers in Nederland wordt de toegang tot de website met daarop de nieuwe editie van de manuscripten geweigerd. Volgens het Fonds is dat niet genoeg, nu Nederlandse internetgebruikers de website alsnog kunnen bereiken door middel van een VPN. Het Fonds vordert in kort geding de staking van de inbreuk, maar de voorzieningenrechter gaat daar niet in mee. In hoger beroep vordert het Fonds hetzelfde, maar ook het hof wijst de vordering af. Het standpunt van het Fonds dat de nieuwe editie op een Nederlands publiek is gericht doet daar niet aan af. Het Fonds gaat in cassatie en neemt nogmaals hetzelfde standpunt in. De ‘gerichtheid’ van de website zou volgens haar niet afhangen van de wil van verweerders, maar van de feitelijke omstandigheden.
De Hoge Raad stelt voorop dat het openbaarmakingsrecht is geharmoniseerd in de Auteursrechtrichtlijn (art. 3 lid 1). Volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof moet aan het begrip ‘mededeling aan het publiek’ een ruime betekenis worden gegeven, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan fundamentele rechten als de vrijheid van meningsuiting. Het begrip vereist een individuele beoordeling en draait om de vraag of iemand doelbewust toegang heeft verschaft tot een beschermd werk voor een publiek dat anders geen toegang zou hebben gehad. In de zaak Grand Production/GO4YU concludeerde A-G Szpunar dat de exploitant van een streamingplatform dat een televisieprogramma op internet doorgeeft, in beginsel geen inbreuk maakt als gebruikers een geografische toegangsblokkering omzeilen door middel van een VPN-dienst. Dat is anders als de exploitant opzettelijk een ondoeltreffende geografische toegangsblokkering toepast. Een andere conclusie zou het territoriaal beheer van auteursrechten op het internet volgens Szpunar onmogelijk maken. Daar voegt de Hoge Raad aan toe dat een andere conclusie zou kunnen betekenen dat een werk niet meer op internet kan worden gepubliceerd als dat werk in enig land auteursrechtelijk beschermd is en de rechthebbende zich in dat land tegen publicatie verzet. De opvatting van Szupnar brengt mee dat het de wil is van de entiteit die een mededeling verricht, die bepaalt tot welk publiek de mededeling is gericht. Maar, volgens de Hoge Raad ligt het voor de hand dat meer factoren een rol kunnen spelen. De Hoge Raad besluit de behandeling van de zaak aan te houden en prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof.
1. Moet art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn zo worden uitgelegd dat een publicatie van een werk op internet slechts kan worden aangemerkt als een mededeling aan het publiek in een bepaald land als de publicatie tot het publiek in dat land is gericht? Zo ja, welke factoren moeten bij de beoordeling daarvan in aanmerking worden genomen?
2. Kan sprake zijn van een mededeling aan het publiek in een bepaald land als door middel van (state of the art) geo-blocking is bewerkstelligd dat de website waarop het werk is gepubliceerd door het publiek in dat land alleen kan worden bereikt door het omzeilen van de blokkeringsmaatregel met behulp van een VPN- of soortgelijke dienst? Is daarbij van belang in welke mate het in aanmerking komende publiek in het geblokkeerde land bereid en in staat is zich via zodanige dienst toegang tot de desbetreffende website te verschaffen? Maakt het voor de beantwoording van deze vraag verschil of naast de maatregel van geo-blocking nog andere maatregelen zijn getroffen om de toegang tot de website voor het publiek in het geblokkeerde land te belemmeren of te ontmoedigen?
3. Indien de mogelijkheid tot omzeiling van de blokkerende maatregel meebrengt dat het op internet gepubliceerde werk aan het publiek in het geblokkeerde land wordt medegedeeld in de zin van art. 3 lid 1 Auteursrechtrichtlijn, wordt die mededeling dan gedaan door degene die het werk op internet heeft gepubliceerd, hoewel voor het kennisnemen van die mededeling de tussenkomst van de aanbieder van de betrokken VPN- of soortgelijke dienst vereist is?