Proceskosten ex 1019 Rv en appelgrens
Hof 's-Hertogenbosch 4 juni 2013, LJN CA2309 (X tegen A en C Media B.V.) tussenarrest 26 oktober 2012 en vonnis kantonrechter 26 juni 2012
ter illustratie |
6.3. Op grond van het bepaalde in artikel 332 Rv lid 1 kunnen partijen van een in eerste aanleg gewezen vonnis in hoger beroep komen, tenzij de vordering waarover de rechter in eerste aanleg had te beslissen niet meer beloopt dan € 1.750,-- of, in geval van een vordering van onbepaalde waarde, er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 1.750,--, een en ander tenzij de wet anders bepaalt. Voor de toepassing van de eerste zin wordt de tot aan de dag van dagvaarding in eerste aanleg verschenen rente bij de vordering inbegrepen.
6.4. In eerste aanleg heeft [appellant] gevorderd:
a) een verklaring voor recht dat A en C Media inbreuk heeft gemaakt op de auteurs- en persoonlijkheids- rechten van [appellant],
b) A en C Media te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 555,-- voor de inbreuk op de auteursrechten van [appellant], dan wel tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding dat de kantonrechter redelijk voorkomt,
c) A en C Media te veroordelen in de volledige proceskosten ex artikel 1019h Rv ad € 1.673,70, dan wel in de proceskosten waaronder het salaris van gemachtigde,
d) A en C Media te veroordelen in de nakosten ad € 100,--, en
e) A en C Media te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke rente vanaf de datum van betekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening.
Kort gezegd heeft [appellant] daartoe gesteld dat hij auteursrechthebbende is op de foto van de “vrouw met ballon” (productie 2) en dat A en C Media deze foto zonder zijn toestemming heeft gebruikt.6.6. Bij de bepaling van de appellabiliteit van een vonnis dienen de proceskosten in de zin van de artikelen 237 tot en met 240 Rv buiten beschouwing blijven. Voor de proceskostenvordering op de voet van artikel 1019h Rv geldt dat deze vordering, naast de in de artikelen 237 tot en met 240 Rv genoemde kosten ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak, ook omvat kosten die voor de implementatie van Richtlijn 2004/48/EG in intellectuele eigendomszaken op grond van artikel 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking kwamen. In zoverre telt de gevorderde proceskostenvergoeding wel mee bij de beoordeling van de appellabiliteit.
Volgens [appellant] belopen deze kosten tot aan het opstellen van de inleidende dagvaarding een bedrag van € 558,60. Gelet op de door [appellant] op dit bedrag gegeven toelichting die wordt gestaafd door de bij de inleidende dagvaarding als productie 9 overgelegde urenspecificatie, zal het hof van dit bedrag uitgaan. Dat betekent dat de vordering waarover de kantonrechter in eerste aanleg had te beslissen uitkomt op een bedrag van (€ 555,-- + € 558,60) € 1.113,60. Tot aan de dag van de inleidende dagvaarding verschenen rente wordt niet gevorderd.