18 jul 2023
Publicatie in Quote niet onrechtmatig
Gerechtshof Amsterdam 18 juli 2023, IEF 21652; ECLI:NL:GHAMS:2023:1727 (Hearst Magazine/Geïntimeerde) Het gerechtshof Amsterdam buigt zich in deze zaak over het beroep van Hearst Magazines Netherlands B.V. (hierna: Hearst), exploitant van het blad ‘Quote’, tegen de uitspraak van de rechter in eerste aanleg. Geïntimeerde is een zakenman, over wie een artikel in de Quote is verschenen. In dit artikel worden zorgen uitgesproken over de cryptovaluta die geïntimeerde heeft uitgegeven, gebaseerd op interviews met geïntimeerde. In eerste aanleg vorderde geïntimeerde staking en rectificatie van de gestelde inbreuk op de goede naam van geïntimeerde, omdat deze in een kwaad daglicht wordt gezet. In hoger beroep vordert Hearst afwijzing van deze vorderingen.
Hearst stelt zich op het standpunt dat, in het maken van een belangenafweging tussen de vrijheid van meningsuiting van Hearst en het recht op privacy van geïntimeerde, rekening moet worden gehouden met het feit dat de uitingen in de Quote haar basis vinden in het verzamelde feitenmateriaal. Op basis van het aangedragen feitenmateriaal neemt ook het hof aan dat er geen sprake is van onrechtmatigheid. Het is aan geïntimeerde zelf te wijten dat hij in een bepaald daglicht in het artikel is gezet, door vage of ontwijkende antwoorden te geven. Het artikel in de Quote heeft een waarschuwende functie en is daarmee niet onrechtmatig. De uitspraak van de rechter in eerste aanleg wordt vernietigd en de vorderingen van geïntimeerde worden alsnog afgewezen.
3.5.3 De passages waarin de journalisten verslag doen over het benaderen van Suzuki en Unitar moeten eveneens worden gezien in deze context van het willen waarschuwen van de lezer. In het artikel wordt niet geconcludeerd dat deze samenwerkingen niet bestaan, maar wordt slechts vermeld dat het contacteren van deze partijen de reactie heeft opgeleverd dat deze partijen nog nooit van [geïntimeerde 1] / [geïntimeerde 2] hebben gehoord. Ook hiermee onderbouwt het artikel de mogelijkheid dat de door [geïntimeerden] verstrekte informatie niet juist is. Wel moet worden vastgesteld dat in het artikel (met onder meer de woorden “We pelden schil voor schil [geïntimeerde 1] nieuwe onderneming af” en “Nog verontrustender is de reactie van Suzuki”) het door de journalisten uitgevoerde onderzoek ten aanzien van deze partijen sterker is aangezet dan wat hierover is gebleken. De journalisten hebben Suzuki met enkel een mail benaderd via de importeur in Nederland, geen vervolgonderzoek gedaan na het uitblijven van een reactie van de fabriek waar de elektrische motorfietsen volgens [geïntimeerden] worden gemaakt en zijn ook niet ingegaan op het aanbod van de Unitar medewerker dat hij navraag kon doen bij andere collega’s. Hierdoor is ten onrechte gesuggereerd dat daaruit bleek dat de informatie van [geïntimeerden] over [geïntimeerde 2] niet juist is en dat investeerders (dus) niet krijgen wat door [geïntimeerden] is gepresenteerd. Daartegen moet evenwel worden afgewogen dat de wijze waarop [geïntimeerde 1] zich in zijn weerwoord heeft opgesteld in belangrijke mate heeft bijgedragen aan het beeld dat in het artikel over [geïntimeerde 2] is geschetst. [geïntimeerde 1] had, geconfronteerd met het resultaat van het niet al te grondige onderzoek, ook kunnen reageren met nadere gegevens over zijn beweerdelijke partners maar heeft dat niet gedaan. Anders dan de voorzieningenrechter heeft geoordeeld, is het hof van oordeel dat een en ander voor rekening moet komen van [geïntimeerden] Zij hebben met de [coin] een (niet-gereguleerd) beleggingsproduct geïntroduceerd, waarvan de waarde volgens hen is gekoppeld aan (de opbrengsten van) het aantal elektrische motorfietsen die [geïntimeerde 2] – zo hebben zij gesteld – met ondersteuning van bepaalde partners in Afrika op de markt brengt en nog zal brengen. Dit maakt het voor het algemene publiek, waaronder (potentiële) investeerders, van groot belang dat [geïntimeerden] transparant zijn over de aantallen motorfietsen en de samenwerkingspartners, en dat zij zich ten aanzien daarvan voldoende toetsbaar opstellen. Het is [geïntimeerde 1] tijdig duidelijk gemaakt door de journalisten dat en waarom zij serieuze twijfels hadden bij hetgeen door [geïntimeerden] hierover naar buiten was gebracht. Dat er twijfels waren, is met inachtneming van al het voorgaande niet onbegrijpelijk. Deze twijfels vinden daarnaast steun in wat de geraadpleegde crypto-expert [naam 1] over [geïntimeerde 2] concludeert. Hij verklaart in het artikel weliswaar dat hij in de cryptowereld projecten voorbij heeft zien komen die meer argwaan opwekken, maar ook dat de cijfermatige onderbouwing ontbreekt, dat er niets is te vinden over het project van [geïntimeerde 2] anders dan de eigen berichten van [geïntimeerden] en dat het ontbreken van belangrijke informatie het wel schimmig maakt. Van [geïntimeerden] , daarmee door Hearst geconfronteerd, had een inspanning mogen worden verwacht om de gerezen twijfels weg te nemen, zo niet in direct antwoord op de vragen van de journalisten van Quote dan toch in elk geval door publiekelijk een afdoende verantwoording af te leggen, bijvoorbeeld op de website van [geïntimeerde 2] . Enkel [geïntimeerden] beschikken immers over het volledige, waarheidsgetrouwe beeld van dit nieuwe investeringsmodel en dat schept een verantwoordelijkheid jegens (potentiële) investeerders.