Gepubliceerd op dinsdag 4 februari 2020
IEF 18994
Rechtbank Zeeland-West-Brabant ||
30 jan 2020
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 30 jan 2020, IEF 18994; ECLI:NL:RBZWB:2020:318 (WSG tegen ouders), https://delex.nl/artikelen/publicatie-video-over-uithuisplaatsing-kind-is-onrechtmatig

Publicatie video over uithuisplaatsing kind is onrechtmatig

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 30 januari 2020, IEF 18994, IT 3027; ECLI:NL:RBZWB:2020:318 (WSG tegen ouders) WSG heeft wegens het oordeel van de kinderrechter een kind van eisers uit huis geplaatst. Eisers - de ouders van wie het kind uit huis is geplaatst - hebben deze uithuisplaatsing gefilmd en op Facebook geplaatst. Daarnaast hebben de ouders een brief van WSG inhoudende een verzoek tot verwijdering van het filmpje ook op Facebook geplaatst. WSG vordert verwijdering van de publicatie van het filmpje en de brief. Bij beoordeling of deze publicaties verwijderd dienen te worden moet de vrijheid van meningsuiting tegenover het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het door WSG specifiek ingeroepen recht op bescherming van de goede naam/reputatie worden afgewogen. Er wordt geoordeeld dat uit de feiten blijkt dat het belang van WSG en haar medewerkers prevaleert boven het belang van de ouders en dat de ouders door de publicatie van de video en de brief onrechtmatig jegens WSG en haar medewerkers handelt.

4.8 Een afweging van de belangen van partijen leidt er gelet op het voorgaande toe dat het belang van WSG en haar medewerkers prevaleert boven het belang van [moeder] c.s. en dat [moeder] c.s. door de publicatie van de video en de brief onrechtmatig jegens WSG en haar medewerkers handelt. Uit de uitlatingen in de video en de daarna gedane mededelingen door [moeder] c.s. volgt dat [moeder] en [vader] gezamenlijk hebben gezorgd voor de publicatie van de video en de brief. Anders dan [moeder] c.s. heeft betoogd, zal de voorzieningenrechter daarom bevelen dat [moeder] en [vader] ieder voor zich de video en de brief van het internet c.q. Facebook verwijderen en verwijderd houden. De voorzieningenrechter zal een termijn drie dagen na uitspraak van dit vonnis bepalen waarin de video en de brief dienen te zijn verwijderd, op straffe van het verbeuren van een hierna te noemen dwangsom (na betekening van het vonnis). De voorzieningenrechter zal aan de te verbeuren dwangsommen een hierna te noemen maximum verbinden.