Gepubliceerd op donderdag 14 februari 2019
IEF 18234
Rechtbank Den Haag ||
13 feb 2019
Rechtbank Den Haag 13 feb 2019, IEF 18234; ECLI:NL:RBDHA:2019:1253 (Stobi cs tegen de Staat), https://delex.nl/artikelen/rechtbank-den-haag-vraagt-aanvullende-verklaringen-aan-stichting-overlegorgaan-blanco-informatiedrag

Rechtbank Den Haag vraagt aanvullende verklaringen aan Stichting Overlegorgaan Blanco Informatiedragers

Rechtbank Den Haag 13 februari 2019, IEF 18234; ECLI:NL:RBDHA:2019:1253 (Stobi cs tegen de Staat). Thuiskopievergoeding. Bodemzaak. Tussenuitspraak. Stichting Overlegorgaan Blanco Informatiedragers (hierna te noemen: Stobi cs) behartigt de belangen van alle partijen die geraakt worden door de zogenaamde thuiskopieheffing. In deze hoedanigheid stelt Stobi cs dat individuele eisers en haar eigen achterban teveel vergoeding hebben betaald en daardoor schade hebben geleden. Deze schade is volgens Stobi cs ontstaan naar aanleiding van drie omstandigheden die zij de Staat verwijt, te weten dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen geoorloofde en ongeoorloofde privé-kopieën, dat de heffing enkel is geheven over traditionele blanco dragers, en dat artikel 16c Aw zodanig aangepast had moeten worden dat buiten twijfel had gestaan dat het begrip 'importeur' mede partijen omvat die vanuit het buitenland door middel van (online) verkoop op afstand aan in Nederland gevestigde consumenten heffingsplichtige dragers verkopen.

Met betrekking tot het eerste verwijt betoogt de Staat de de bedragen in de AmvB’s niet daadwerkelijk te hoog zijn vastgesteld, met verwijzing naar het Sman-rapport van 1 november 2016. Strobi cs heeft te kennen gegeven zich onvoldoende over dit rapport te hebben kunnen uitlaten. Strobi cs zal dus nog in de gelegenheid worden gesteld zich over dit rapport uit te laten. Mocht na deze uitlatingen blijken dat de AmvB’s inderdaad te hoog zijn vastgesteld, stelt de rechtbank dat de Staat inderdaad onrechtmatig heeft gehandeld. Met betrekking tot verwijt twee moet Stobi cs bewijzen dat de thuiskopievergoeding zoals deze bepaald was in de AmvB’s daadwerkelijk te hoog was. Tot slot met betrekking tot verwijt 3, oordeelt de rechtbank dat alleen van onjuiste en daarmee onrechtmatige implementatie van de Arl kan worden gesproken, indien de AmvB’s niet richtlijnconform kunnen worden uitgelegd. Dit verwijt treft dus geen doel.