Gepubliceerd op woensdag 10 mei 2023
IEF 21408
Rechtbank Midden-Nederland ||
14 apr 2023
Rechtbank Midden-Nederland 14 apr 2023, IEF 21408; ECLI:NL:RBMNE:2023:1818 (Eiser tegen BNNVARA ), https://delex.nl/artikelen/rechter-oordeelt-dat-persvrijheid-prevaleert

Rechter oordeelt dat persvrijheid prevaleert

Rechtbank Midden-Nederland 14 april 2023, IEF 21408; ECLI:NL:RBMNE:2023:1818 (Eiser tegen BNNVARA) De voorzieningenrechter heeft geoordeeld over uitlatingen in een uitzending van een programma van BNNVARA. De eiser in deze zaak is van Iraanse afkomst en heeft een handelscentrum, welke ook voorkomt in de uitzending. BNNVARA wordt door de eiser gesommeerd om de uitzending offline te halen.

In de uitzending wordt onthuld hoe Iran sancties ontduikt in Nederland en hoe de Nederlandse overheid daaraan heeft bijgedragen door haar eigen wetgeving niet effectief te handhaven. BNNVARA wil inzicht geven in hoe Iraanse bedrijven die zijn opgericht om sancties te ontduiken zich hebben kunnen vestigen in Nederland.

Volgens de eisers bevat de uitzending uitlatingen die op zodanige wijze zijn gebracht dat de kijker het beeld kan krijgen dat ook de eisers geldstromen hebben weggesluisd naar Iran en sancties hebben ontweken. BNNVARA stelt echter dat er voor deze uitlatingen voldoende steun is op grond van het beschikbare feitenmateriaal en dat er voldoende gelegenheid is geboden voor wederhoor. BNNVARA stelt verder dat zij de journalistieke vrijheid hebben om dergelijke uitlatingen op een wijze in te kleden die zij passend achten.

De voorzieningenrechter heeft in deze zaak een afweging moeten maken tussen de belangen van de eisers en de persvrijheid van BNNVARA. De rechter oordeelt dat het noemen van de namen en gezichten van de eiser in de uitzending te verantwoorden is, omdat het bij publicaties over misstanden van belang is om transparant te zijn. Bovendien acht de rechtbank dat BNNVARA voldaan heeft aan haar verantwoordelijkheden en plichten die horen bij de persvrijheid. Het recht op vrijheid van meningsuiting van BNNVARA moet in dit geval prevaleren boven het belang van de eisers bij eerbiediging van hun eer en goede naam.

Op basis van deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van de eiser afgewezen. 

3.42. Hoewel [eiser c.s.] – anders dan BNNVARA meent – naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen publieke figuren zijn, is het noemen van hun namen en het tonen van hun gezichten in de Uitzending te verantwoorden. BNNVARA voert namelijk terecht aan dat het juist bij publicaties over misstanden van belang is transparant te zijn en de kijker te informeren over wie, wat en waar. Het noemen van de namen en tonen van de gezichten draagt daarom bij aan de zeggingskracht en controleerbaarheid van de Uitzending. Bovendien is het nog maar de vraag of het weglaten van de namen van [eiser c.s.] en eventueel het blurren van hun gezichten tot een ander resultaat had geleid. In de Uitzending wordt namelijk ook genoemd dat het een en ander zich heeft afgespeeld bij een Iraans handelscentrum in [vestigingsplaats] . Die zoekterm leidt al snel naar [eiser c.s.] , mede vanwege het feit dat [eiser sub 1] zo nu en dan in het nieuws is geweest met het [naam 1] . Dat de woonwinkel van [eiser sub 1] is getoond kunnen [eiser c.s.] aan BNNVARA niet tegenwerpen. Het is immers hun eigen keuze geweest de woonwinkel te integreren in het handelscentrum en op dezelfde plek beide zaken te voeren.

3.43. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft BNNVARA dus voldaan aan haar verantwoordelijkheid en plichten, behorende bij de persvrijheid. Hoor en wederhoor is voldoende zorgvuldig toegepast

3.44. Tot slot hebben [eiser c.s.] gesteld dat hen weliswaar de gelegenheid tot het voeren van een weerwoord is gegeven, maar dat dit weerwoord niet voldoende in de Uitzending is betrokken en dat daarvan een verkeerde selectie is gemaakt. Uitgangspunt is dat het tot de journalistieke vrijheid behoort hoe het weerwoord in de Uitzending wordt verwerkt. Op BNNVARA rust geen verplichting om het weerwoord integraal of kritiekloos over te nemen.

3.46. Op grond van alle omstandigheden van dit geval, in onderling samenhang beschouwd, komt de voorzieningenrechter voorshands tot de conclusie dat de door [eiser c.s.] gewraakte uitlatingen niet onrechtmatig zijn. Het recht op vrijheid van meningsuiting van BNNVARA moet in dit geval prevaleren boven het belang van [eiser c.s.] bij eerbiediging van hun eer en goede naam. De vorderingen van [eiser c.s.] worden daarom afgewezen.