Recreatieve rechten
Bijlage FD, zaterdag jl.: “De volgende trend wordt beleggen in intellectuele eigendom. Creativiteit en innovatie gaan het helemaal maken. (…) Op hoofdlijnen kun je onderscheid maken tussen recreatieve rechten, zoals het intellectuele eigendom op films, muziek en spelletjes, en bedrijfsmatige rechten, zoals chemische, industriële en medische patenten en handelsmerken.
(…) Het inspelen op die toekomstige trend kan uiteraard prima via beursgenoteerde, creatieve bedrijven, maar nog innovatiever is het om rechtstreeks in de intellectuele rechten zelf te beleggen. Maar omdat deze beleggingstak nog in de babysloffen staat, is het nog zoeken naar de juiste manier om die beleggingen te ‘verpakken’, ofwel structureren zoals ingewijden dat noemen. Geleidelijk aan zie je wel de eerste beleggingsfondsen ontstaan op het gebied van kunst, muziekinstrumenten, muziekrechten en bijzondere wijn. In dat soort gevallen hebben we het trouwens meestal over auteursrecht, een deelverzameling van het gebied van de intellectuele rechten.
(…) Om goed te kunnen oordelen over de waarde van een intellectueel recht is een groot kennisgebied nodig met diverse specialisaties. Zo moet je kennis hebben van de onderliggende activiteit, bijvoorbeeld het maken van gamesoftware, en de manier van zakendoen binnen die sector. Je moet kennis hebben over de structuur van de eigendomsrechten in de toepasselijke jurisdictie en ervaring hebben met eventuele procesvoering ter bescherming van de rechten. Tevens is er economische kennis nodig over de waardering van de rechten. Je moet dus nogal wat specialismen oplijnen om tot een goede beleggingspropositie te kunnen komen.
(…) Intellectuele rechten zijn niet goed begrepen en niet strak georganiseerd. De toepassing van intellectuele rechten is een chaotisch proces, zoals innovatie zelf. Innovatie volgt geen gebaande wegen en structuren, het is juist vernietigend en baanbrekend. (…) De meeste rechten zijn vrijwel waardeloos terwijl enkele een zeer substantiële waarde vertegenwoordigen. Dat betekent dat de bij beleggers gebruikelijke statistische benadering niet erg behulpzaam is. Het gemiddelde is bijvoorbeeld een volledig nietszeggend begrip.
Voor beleggers is het vanzelfsprekend vooral belangrijk hoe je met de rechten rendement kunt behalen. Die waardecreatie kan het best worden toegelicht aan de hand van de levenscyclus van de rechten. De duur daarvan kan, afhankelijk van het soort rechten, uiteenlopen van enkele jaren tot wel meer dan honderd jaar. Er ontstaat natuurlijk waarde op het moment dat een werk wordt gecreëerd, een patent wordt aangevraagd of een handelsmerk wordt gedeponeerd. Dat is de initiatiefase. Daarna volgt in veel gevallen de fase van onderzoek en toekenning. (…) Deze eerste twee fasen zijn vooral interessant om mee te maken voor zeer avontuurlijk ingestelde beleggers. (…) Een lange, volgende fase is die van toepassing en uitnutting. (…) Deze fase, die meer zekerheid en stabiliteit biedt, is vooral geschikt voor beleggers die op zoek zijn naar een goed, stabiel rendement met een langere horizon. Het zal voor beleggers ook makkelijker zijn om in deze fase toegang tot de rechten te krijgen. Natuurlijk kunnen rechten tussentijds ook nog van eigenaar verwisselen en daarbij kan additionele waarde ontstaan.
Bij beëindiging van een recht is alle waarde onttrokken en is de restwaarde nihil. Op dat moment heeft de belegger die er op tijd bij is geweest naar onze verwachting al een zeer aantrekkelijk rendement genoten.”
Lees het artikel ‘Beleggen in creativiteit’ hier(alleen abonnees FD, auteurs Louis Chaillet en Ronald Wuijster (ABP Vermogensbeheer).