29 mrt 2016
Relevante elementen die afwijken van model zijn uitsluitend technisch bepaald
Hof Den Haag 29 maart 2016, IEF 15864; IEFbe 1765; ECLI:NL:GHDHA:2016:928 (KOZ tegen Adinco)
Modellenrecht, auteursrecht en slaafse nabootsing. De voorzieningenrechter wees de vorderingen terecht af [IEF 14687], het technisch kenmerk van kabelblokmodel kan niet bijdragen aan eigen karakter. De relevante elementen van de Gemeenschapsmodellen die afwijken van het Formzeug-kabelblok zijn alle uitsluitend door een technische functie bepaald, zodat kans is dat de Gemeenschapsmodellen vanwege ontbreken eigen karakter in een bodemprocedure nietig zullen worden verklaard. Dit geldt eveneens voor de vordering gestoeld op het auteursrecht. Het enkel nabootsen van de KOZ-Uni op de wijze waarop Adinco dat gedaan heeft, leidt niet tot bescherming op grond van slaafse nabootsing. Het Hof bekrachtigt de afgewezen vorderingen.
Technische functie
17. Voor zover KOZ zich nog beroept op andere verschillen met het kabelblok van Formzeug, te weten de vorm en de diepte van de uitsparingen, is het hof met de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat ook die kenmerken uitsluitend door een technische functie zijn bepaald. Voorshands is voldoende aannemelijk dat de ronde vorm van de uitsparing is bedoeld om te voorkomen dat de rand van het kabelblok in de kabels snijdt en dat de diepte van de uitsparingen wordt gedicteerd door de grootte van de kabels.
Voor zover KOZ in dit verband met haar als productie 5 bij memorie van grieven overgelegde “computertekeningen” heeft bedoeld een beroep te doen op verschillen tussen (de afwerking van) de boven- en/of onderkant van het Formzeug kabelblok en de Gemeenschapsmodellen, wijst het hof erop dat KOZ herhaaldelijk heeft gesteld dat de boven- en onderkant van het kabelblok bij normaal gebruik niet of nauwelijks zichtbaar zijn en dus niet relevant zijn voor de beoordeling van de geldigheid van het model en de inbreukvraag. Deze stellingen zijn door Adinco ook zo begrepen blijkens haar constatering in punt 21 van de memorie van antwoord dat door KOZ het standpunt wordt ingenomen dat het eigen karakter van de Gemeenschapsmodellen slechts wordt bepaald door de overkappingen en de aanhechtingen, zodat het hof daarvan uitgaat en de bedoelde verschillen geen behandeling behoeven. Bovendien heeft Adinco gesteld dat de boven- en onderzijde uitsluitend technisch bepaald zijn. Dit is door KOZ slechts in zoverre betwist dat zij stelt dat er alternatieven mogelijk zijn in de afwerking van de boven- en onderzijde. Voor zover het gaat om de onderzijde is dit de in rechtsoverwegingen 13 en 14 genoemde andere technische oplossing (het (deels) dichtmaken van het kabelblok aan de onderzijde/binnenzijde bij de kabeldoorgang), dus een alternatief als bedoeld in rechtsoverweging 12, onder I. Voor zover het gaat om de bovenzijde zijn het geen reële alternatieven, daar zij zijn aan te merken als alternatieven als bedoeld in rechtsoverweging 12, onder IIa of IIb. Deze alternatieven kunnen er dan ook niet aan afdoen dat deze elementen uitsluitend door hun technische functie zijn bepaald.18. Het bovenstaande leidt tot het voorshandse oordeel dat de relevante elementen van de Gemeenschapsmodellen die afwijken van het Formzeug-kabelblok alle uitsluitend door een technische functie zijn bepaald, dat er een serieuze kans bestaat dat de Gemeenschaps-modellen in een bodemprocedure nietig zullen worden verklaard wegens het ontbreken van een eigen karakter en dat grief 1 faalt.
Auteursrechten
22. Hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het beroep van KOZ op haar modelrechten geldt hier eveneens. Op grond van het bovenstaande is het hof voorshands van oordeel dat de KOZ-Uni deels bestaat uit elementen die louter een technische effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze en voor het overige uit elementen die zijn terug te vinden in het Formzeug-kabelblok en daarom niet kan worden aangemerkt als een auteursrechtelijk beschermd werk. De omstandigheid dat KOZ zich hier beroept op de KOZ-Uni met drie aanhechtingen in plaats van één per overkapping (zoals in de Gemeenschapsmodellen) is niet relevant nu er, aldus ook KOZ, van is uit te gaan dat het verschil tussen één of drie aanhechtingen te minimaal is voor het wekken van een andere totaalindruk, terwijl Adinco, onvoldoende gemotiveerd betwist, gesteld heeft dat de aanhechtingen dienen ter ondersteuning van de overkappingen en dat, begrijpt het hof, deze vormgeving met drie op de aangebrachte wijze geplaatste aanhechtingen, vergeleken met andere oplossingen, de meeste druk op de overkappingen kan weerstaan. Tijdens pleidooi heeft zij dit nog gespecificeerd met de stelling dat drie aanhechtingen sterker zijn dan één, waarbij het risico bestaat dat de kanten van de overkapping afbreken.Slaafse nabootsing
26. Gelet op het bovenstaande kan KOZ anderen niet beletten gebruik maken van de door KOZ gekozen technische oplossing om door middel van overkappingen de druk op de kabels te verdelen en het snijden in de kabels door het blok tegen te gaan, ook al is een andere technische oplossing om hetzelfde technisch effect te bereiken beschikbaar door het kabelblok aan de onderzijde bij de kabeldoorgang (deels) dicht te maken. Zoals het hof hiervoor heeft overwogen doen de (overige) door KOZ genoemde vormgevingsalternatieven, ofwel afbreuk aan de deugdelijkheid of de bruikbaarheid, ofwel gaat het om zinloze toevoegingen die extra kosten meebrengen dan wel om afwijkingen die te futiel zijn om verwarring te voorkomen. Dat geldt ook voor het aanbrengen van een bijzondere (honinggraat) structuur op het hele blok of een deel daarvan. Het bovenstaande leidt tot het voorshandse oordeel dat het enkel nabootsen van de KOZ-Uni op de wijze waarop Adinco dat gedaan heeft (waarbij zij overigens op een aantal punten is afgeweken van de KOZ-Uni) niet tot bescherming op grond van slaafse nabootsing leidt, ook al zou moeten worden aangenomen dat de KOZ-Uni een eigen plaats had op de markt van kabelblokken en dat door de FOX-Uni verwarring wordt gesticht.