29 aug 2016
RIVM-arts 'kleine Hitler' noemen, leidt tot contactverbod
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 29 augustus 2016, IE 16216; ECLI:NL:RBZWB:2016:5358 (RIVM) Onrechtmatige mededelingen. Gedaagde vergezelt X bij bedrijfsarts bij RIVM die zich agressief uitlaat jegens bedrijfsarts: "Ik zit hier bij een little-Hitler, wie denkt hij wel dat hij is. Hij kent de rechten van de mensen niet die hier moeten komen. Hij spant samen met de werkgever." Het contactverbod wordt voor 24 maanden toegewezen wegens het na dit incident nog frequent intimiderend en beledigend bejegenen van personen bij het RIVM.
De beoordeling:
3.1. g. [gedaagde] heeft inmiddels in totaal 27 klachten ingediend:
- twee klachten tegen [persoon y] en haar leidinggevende, inmiddels afgehandeld door het ministerie van BKZ;
- twee klachten tegen [persoon z] en zijn secretaresse, voor behandeling waarvan het RIVM het [bedrijfsnaam y] heeft ingeschakeld;
- 23 klachten over medewerkerkers van het RIVM, die ter beoordeling voorliggen bij [naam klachtencoördinator] (door het RIVM aangesteld als intern klachtencoördinator).
(...)
h. [bedrijfsnaam y] heeft tevergeefs getracht een afspraak te maken met [gedaagde] . Wel heeft [gedaagde] [bedrijfsnaam y] veelvuldig gebeld en daarbij [persoon A] van [bedrijfsnaam y] onder meer voor leugenaar uitgemaakt. [gedaagde] heeft tegen een medewerker van [bedrijfsnaam y] over de telefoon gezegd: “ [persoon A] bedriegt de zaak. Hij zou als ex-politieman en –officier van justitie beter moeten weten. Hij is een bedrieger. Hij laat microfoons plaatsen. Hij heeft een dubbele agenda. Dit gaat klanten kosten. Vraag hem volgende week maar een of het hem al een klant gekost heeft. En dit is nog maar het begin. Hij is een tiran, hij is kleine Hitler.”4.4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de wijze waarop [gedaagde] medewerkers van het RIVM bejegent onacceptabel is. Uit de onbetwiste stellingen van het RIVM blijkt dat [gedaagde] (medewerkers van) het RIVM zeer frequent heeft benaderd en op onfatsoenlijke wijze heeft bejegend. Begrijpelijk is dat medewerkers van het RIVM en personen die met het RIVM in dit dossier samenwerken zich in hun vrijheid en veiligheid aangetast voelen.
Als onbetwist staat vast dat [gedaagde] op slinkse wijze via de ouders van [naam bedrijfsarts] het privé telefoonnummer van [naam bedrijfsarts] heeft bemachtigd. [gedaagde] heeft zowel [naam bedrijfsarts] als [persoon A] uitgemaakt voor “kleine Hitler” en “little Hitler”. Verder heeft [gedaagde] [persoon z] herhaaldelijk gedreigd, exemplarisch daarvoor zijn de navolgende uitlatingen:
“de trap moet van boven schoon geveegd worden”
“zal ik u op een wijze aanpakken die u niet snel meer zult vergeten”
“ik heb beloofd u te laten aanpakken, ik houd me altijd aan mijn beloftes”
“u kunt er op rekenen dat ik niet zal rusten voordat deze incompetente leugenachtige regent van de troon is gestoten”4.5 Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft RIVM genoegzaam aangetoond dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de betreffende medewerkers van het RIVM en door het RIVM ingeschakelde personen.
De benaderingen door [gedaagde] kennen een zodanige inhoud en intensiteit dat deze moeten worden aangemerkt als onrechtmatig jegens de personen die werkzaam zijn bij of voor het RIVM. [gedaagde] heeft er geen blijk van gegeven te beseffen dat zijn bejegeningen de grens van het toelaatbare overschrijden en zelfs aangekondigd dat hij niet voornemens is te stoppen met het benaderen van (medewerkers van) het RIVM. Om die reden ligt de vordering met dwangsom dan ook voor toewijzing gereed en ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor matiging van de gevorderde dwangsom. Wel zal de dwangsom worden gemaximeerd als hierna te vermelden.
Het gevorderde verbod jegens “opdrachtnemers” is naar oordeel van de voorzieningenrechter te ruim gedefinieerd. Hij zal daarom dit deel van de vordering toewijzen voor met naam te noemen opdrachtnemers van het RIVM, zoals in het dictum te vermelden.
Ten slotte zal het verbod, in verband met de eisen van proportionaliteit, voor de hierna te noemen duur worden opgelegd.De voorzieningenrechter
5.1. Verbiedt [gedaagde] om op enigerlei wijze contact op te nemen met medewerkers van het RIVM.