6 sep 2021
Roddelpraat hoeft niet toegelaten te worden tot kwalificatieronde
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 6 september 2021, IEF 20179, IT 3651; ECLI:NL:RBMNE:2021:4305 (Eisers tegen Bindinc) Kort geding. Op 7 april van dit jaar kregen Jan Roos en Dennis Schouten te horen dat hun online programma in de top 20 stond voor de Televizier-Ster online videoserie. De serie stond niet op de door de jury samengestelde longlist, maar via het open invoerveld hebben veel mensen het programma Roddelpraat ingevoerd. Hierdoor is het programma alsnog in een tussentijdse lijst opgenomen. Op 21 april is een lijst met 20 winnaars van de kwalificatieronde voor de Televizier-Ster gepubliceerd. Roddelpraat stond op die lijst. Sinds 17 augustus kan het publiek (online) stemmen op één van die 20 programma’s. Op die dag kregen de makers van Roddelpraat te horen dat zij alsnog uitgesloten waren van de verkiezing.
Programmamakers Roos en Schouten zijn het niet eens met de gang van zaken. De voorzieningenrechter oordeelt dat de organisatie van de prijs onrechtmatig heeft gehandeld. De organisatie mag deelnemers uitsluiten, maar de manier waarop dat is gegaan is onzorgvuldig. Maar dat betekent niet dat Roddelpraat alsnog toegelaten moet worden tot de nominatieronde. Dat komt omdat niet vast is komen te staan dat de uitsluiting van de verkiezing schade voor de programmamakers tot gevolg heeft gehad.
2.5. De voorzieningenrechter komt op grond van wat hierna onder 3 zal worden overwogen, samengevat weergegeven, tot het volgende oordeel:
- van een overeenkomst is geen sprake, dus een tekortkoming in de nakoming van overeengekomen verplichtingen is niet aan de orde;
- Bindinc heeft gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (onrechtmatig gehandeld) door haar uitsluitingsbevoegdheid onzorgvuldig te gebruiken;
- niet aannemelijk is geworden dat Bindinc daarmee, alles overziend, schade heeft veroorzaakt voor [eiser sub 1] en [eiser sub 2] of dat daarvan in de toekomst sprake zal zijn. Dat betekent dat niet is gebleken dat, vooruitlopend op en in afwachting van een oordeel in een bodemprocedure, voorzieningen moeten worden getroffen;
- de gevraagde voorzieningen zullen daarom niet worden toegewezen;
- het voorgaande is wel aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.