2 mei 2023
Rumoer om retroscooters: Sanyang in het ongelijk
Gerechtshof Den Haag 2 mei 2023; IEF 21479; ECLI:NL:GHDHA:2023:1126 (Multimox/Sanyang) In deze zaak wendt Multimox Holding B.V. (hierna: Multimox) zich tot het Hof Den Haag om een vonnis van de rechtbank die in het voordeel van Sanyang Motorcycle Industry Co. Ltd. (hierna: Sanyang) was gewezen, te vernietigen. Onderwerp van het geschil zijn vier modellen voor retro-scootermobielen, die Multimox te kwader trouw onder zijn naam in de Benelux geregistreerd en verhandeld zou hebben. De rechtbank wijst twee van de modellen toe aan Sanyang, waarop Multimox in beroep is gegaan. Zij vordert vernietiging van het arrest en teruggave van de toegewezen modellen die Sanyang heeft gekregen. Sanyang vordert op haar beurt de overige twee modellen, die zij niet in eerste instantie heeft gekregen.
Het was aan het hof om in deze zaak te beoordelen of de beroepen van Sanyang op haar vermeende auteurs- en modellenrecht slagen. Wat betreft het modellenrecht stelt het hof voorop dat een gedeponeerd Gemeenschapsmodel op grond van de Gemeenschapsmerkenverordening aan de ontwerper of diens rechtsverkrijger toekomt. Als de inschrijving geschiedt door iemand die er geen recht op heeft, kan de eigenlijke rechthebbende vorderen om als rechtmatig houder van het Gemeenschapsmodel te worden erkend. Sanyang stelt dat zij - en niet Multimox - het recht op het model toekomt omdat zij de modellen heeft (laten) ontwerpen. Daarbij stelt Sanyang ook dat zij al in 2004 is begonnen met de verkoop van de omstreden scooters, terwijl Multimox pas aan het einde van 2005 begonnen is met het ontwerpen van de omstreden modellen. Multimox verweert zich met de stelling dat zij de modellen zelf heeft ontwerpen, in samenwerking met een derde ontwerper.
Het hof komt tot een pijnlijke conclusie, omdat niet vast kan worden gesteld 'welke partij het gelijk aan haar zijde heeft'. Sanyang heeft geen voldoende gespecificeerd bewijs aangeleverd die haar stellingen kunnen dragen ten aanzien van het modellenrecht. Zij heeft steeds met algemene stellingen geprobeerd om haar recht te halen. Daar Sanyang in dit geval het bewijsrisico droeg, wordt haar vordering afgewezen. De beroepen van Sanyang op het auteursrecht is eenzelfde lot beschoren. De stellingen zijn niet dermate onderbouwd dat zij zich tot toewijzing lenen. Nu het vonnis van de rechtbank niet in stand kan blijven, is de rechtsgrond voor het vorderen van de twee modellen door Sanyang komen vervallen. Dat betekent dat Multimox de twee modellen terugkrijgt.
6.11 Het hof overweegt als volgt. Sanyang heeft geen stukken in het geding gebracht ter onderbouwing van haar stelling dat ZNEN al in 2004 de in de VCA- en RDW-certificaten afgebeelde scootermodellen 01 en 03 verhandelde en ook die modellen door Sanyang zijn ontworpen. Sanyang heeft weliswaar diverse kanttekeningen geplaatst bij de door Multimox c.s. ter onderbouwing van hun betwisting overgelegde stuken, maar zij heeft zelf geen (voldoende) concrete feiten gesteld en (voldoende) gespecificeerde bewijzen aangeboden met betrekking tot het ontwerpproces van de onderhavige modellen. Het enkele feit dat de certificaten een scooter met het uiterlijk van type 1 tonen, ZNEN vermelden als producent en voor de datum van indiening van de Gemeenschapsmodellen zijn gepubliceerd, is onvoldoende. Die gegevens zijn namelijk ook verenigbaar met de stellingen van Multimox c.s. dat [appellant 2] type 1 heeft ontworpen en dat ZNEN die scooter voor MM-Exclusief zou gaan verhandelen. Ook de verklaring van Sanyang van 9 september 2016 met betrekking tot het CN-model is algemeen van aard. Een nadere toelichting had van haar kunnen worden verlangd, ook indien Sanyang, zoals zij heeft aangevoerd, niet meer over de ontwerpschetsen zou beschikken. Ook heeft Sanyang nagelaten gespecificeerd getuigenbewijs aan te bieden in verband met haar stellingen dat de door Multimox c.s. overgelegde verklaringen van Sanyang, [appellant 2] en [ontwerper] vervalst danwel onjuist zijn. Verder heeft Sanyang, ook na herhaalde oproep daartoe door Multimox c.s., nagelaten een uittreksel uit de desbetreffende uitgave van het SIPO-octrooiblad in het geding te brengen, waarmee kan worden aangetoond met welke afbeeldingen de publicatie van het CN-model plaatsvond. Ook al kan Sanyang worden toegegeven dat voor de hand ligt dat de in de (eerst vanaf 2012 online toegankelijke) database van (thans) het China National Intellectual Property Administration (CNIPA) bij het CN-model getoonde afbeeldingen overeenkomen met de bij de aanvraag daarvan in 2005 gevoegde afbeeldingen, had het in dit geval niettemin op haar weg gelegen hierover duidelijkheid te verschaffen door overlegging van de officiële publicatie in het SIPO-octrooiblad en/of (een uittreksel uit) het door SIPO gearchiveerde dossier van het CN-model. Dit klemt temeer nu de afwijzing van het verzoek tot nietigverklaring in de door Asian Gear ingestelde nietigheidsprocedure (mede) erop is gebaseerd dat ook in die procedure was nagelaten deze stukken in het geding te brengen (zie hiervoor, 3.14). Het hof betrekt hierbij dat Multimox c.s. heeft aangevoerd dat de afbeeldingen niet in het dossier zaten dat [appellant 2] bij het CNIPA heeft opgevraagd en Sanyang niet heeft gesteld dat het voor haar niet mogelijk zou zijn om een afschrift uit het door SIPO gearchiveerde dossier van het CN-model te verkrijgen waaruit blijkt met welke afbeeldingen de aanvrage en publicatie hebben plaatsgevonden.
6.12 Bij deze stand van zaken kan het hof niet vaststellen welke partij het gelijk aan haar zijde heeft. Sanyang heeft geen voldoende gespecificeerd bewijs van voldoende concrete feiten aangeboden, die, indien bewezen, tot het oordeel kunnen leiden dat Sanyang ontwerper dan wel anderszins rechthebbende is ten aanzien van de modellen. Er doet zich, kortom, de onder 6.7 beschreven situatie voor dat de voor toewijzing van de vorderingen van Sanyang benodigde feiten niet zijn komen vast te staan. Nu op Sanyang het bewijsrisico rust, betekent dit dat de door haar op modelrechtelijke grondslag gevorderde verklaring voor recht en het gevorderde gebod tot overdracht van de modellen niet toewijsbaar zijn.