Gepubliceerd op donderdag 3 oktober 2024
IEF 22267
Rechtbanken ||
11 sep 2024
Rechtbanken 11 sep 2024, IEF 22267; ECLI:NL:RBGEL:2024:6354 https://delex.nl/artikelen/schadevergoeding-toegewezen-voor-inbreuk-auteursrechten-persfotografen

Schadevergoeding toegewezen voor inbreuk auteursrechten persfotografen

Rb. Gelderland 11 september 2024, IEF 22267; ECLI:NL:RBGEL:2024:6354 (Eisers tegen Gedaagden). De eisers, deel van een foto- en videopersbureau, hebben schadevergoeding geëist wegens inbreuk op auteursrechten van de persfotografen die bij hen zijn aangesloten. De gedaagden hebben foto’s van de eisers op hun site gebruikt. Via ‘embedded hyperlinks’ die beelden inladen van de site van de eisers en beeldmateriaal van de eisers dat wordt ingeladen vanaf de webserver van de gedaagde. In het tussenvonnis van 1 mei 2024 [zie IEF 22043] zijn de eisers in de gelegenheid gesteld om hun inbreuk te concretiseren. Dit hebben zij gedaan, waarna de gedaagden in de antwoordakte een beroep hebben gedaan op eigen schuld (Art. 6:101 BW). De eisers zouden de verplichting tot beperking van de schade hebben geschonden. De rechtbank verwerpt dit verweer. Doordat het verweer pas met de antwoordakte is gevoerd, is dit te laat. Dit had namelijk bij de conclusie van antwoord gemoeten (Art. 128 lid 3 Rv). Het verweer had voor deze tijd ook gevoerd kunnen worden, aangezien de daaraan ten grondslag liggende feiten  bij gedaagden bekend waren of bekend hadden moeten zijn. De gedaagden hebben in de antwoordakte nog verdere argumenten aangevoerd die verdergaan op een eerdere aangenomen standpunt. Een van deze argumenten gaat over de onjuistheid van de licentietarieven van eisers. De argumenten zijn echter niet genoeg volgens de rechtbank op terug te komen op haar eerdere overwegingen in het tussenvonnis. Hierdoor heeft de rechtbank besloten dat er inderdaad inbreuk is gemaakt op de auteursrechten van de eisers en zijn de gedaagden veroordeelt tot schadevergoeding.

2.3. In haar antwoordakte heeft [gedaagden] voor het eerst een beroep gedaan op eigen schuld (artikel 6:101 BW). [gedaagden] stelt – kort gezegd – dat [eisers] een op haar rustende verplichting tot beperking van de schade heeft geschonden. De rechtbank passeert dit verweer als tardief. Hiertoe is het volgende redengevend. Artikel 128 lid 3 Rv geeft als uitgangspunt dat een gedaagde partij bij conclusie van antwoord al haar verweren dient aan te voeren. De rechtbank overweegt dat de gedaagde ook na haar conclusie van antwoord een beroep kan worden op nieuwe principale verweren, bijvoorbeeld omdat een partij met de daaraan ten grondslag liggende feiten niet bekend was of redelijkerwijs bekend kon zijn. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagden] het beroep op eigen schuld reeds bij conclusie van antwoord had kunnen voeren, aangezien zij zich baseert op stukken die reeds bij dagvaarding door [eisers] in de procedure zijn gebracht. Verder geldt dat de rechtbank in het tussenvonnis slechts een beperkte aktewisseling heeft toegestaan enkel op het onderwerp van lastgeving. Onder de genoemde omstandigheden is sprake van strijd met de goede procesorde om in dit stadium van deze procedure een nieuw principaal verweer te voeren.

2.4. Tot slot heeft [gedaagden] in haar antwoordakte – wederom – argumenten aangevoerd voor haar reeds bij antwoord ingenomen standpunt dat de licentietarieven van [eisers] onjuist zijn. In hetgeen [gedaagden] heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om terug te komen op hetgeen hierover is overwogen in het tussenvonnis.