6 jun 2018
Schadevergoeding voor onterecht in beeld brengen als handelaar in gestolen bromfietssloten
Rechtbank Amsterdam 6 juni 2018, IEF 17807; ECLI:NL:RBAMS:2018:3957 (Handelaar gestolen bromfietssloten) Mediarecht. In een deelgeschil is geoordeeld dat SBS onrechtmatig heeft gehandeld door eiser in het programma “Undercover in Nederland” in beeld te brengen als handelaar in gestolen bromfietssloten, zonder wederhoor toe te passen en dat SBS aansprakelijk is voor de daardoor geleden schade. Dit is een bindende eindbeslissing, de argumenten die in dit geding worden aangevoerd om op die beslissing terug te komen worden verworpen. Vervolgens is de vraag aan de orde welke schade toerekenbaar is in de zin van art. 6:98 BW. Daarbij gaat de rechtbank uit van een betrekkelijk geringe verwijtbaarheid en de schending van een gewone zorgvuldigheidsnorm. De gestelde schade is grotendeels niet het redelijkerwijs te verwachte gevolg van de onrechtmatige publicatie en wordt daarom afgewezen. De rechtbank acht de zaak onvoldoende vergelijkbaar met zaken waarin letselschade ook werd toegerekend als het een weinig voorzienbaar gevolg betrof, samenhangend met een bijzondere psychische gesteldheid (HR 8 februari 1985, NJ 1986/137 (renteneurose) en HR 1 juli 1993, NJ 1993/667). De rechtbank wijst wel een vergoeding toe voor de aantasting van eer en goede naam.
4.22. Verder is van belang in welke mate de geleden schade naar ervaringsregels waarschijnlijk is als gevolg van deze onrechtmatige publicatie. Daarbij is het volgende van belang:
- [eiser] komt weliswaar in de uitzending naar voren als iemand die ‘gestolen sloten verkoopt’, maar hij speelt in de uitzending een bijrol, omdat de uitzending niet gaat over hem, maar over de persoon die de sloten bij de importeur had verduisterd; hij komt betrekkelijk kort in beeld;
- [eiser] was slechts voor een beperkte kring herkenbaar; gezegd wordt dat de ontmoeting in [woonplaats] plaatsvond en de omgeving waar deze plaatsvond is op de beelden te zien en de stem van [eiser] en zijn echtgenote zijn te horen, maar hun gezichten waren ‘gewiped’;
- SBS c.s. heeft na gewezen te zijn op de onjuistheid van de beschuldiging deze gerectificeerd en excuses aangeboden.4.23. De rechtbank is van oordeel dat bij deze specifieke onrechtmatige daad het naar ervaringsregels te verwachten gevolg is dat een dergelijke onrechtmatige publicatie leidt tot een beperkte aantasting van de eer en goede naam, namelijk alleen in de beperkte kring van de personen die [eiser] zo goed kennen dat ze hem op de beelden kunnen herkennen ondanks dat zijn gezicht is ‘gewiped’. Dit is bovendien een aantasting van de eer en goede naam die beperkt van duur is, namelijk van het moment van de uitzending tot het moment van de rectificatie. Dat een dergelijke onterechte beschuldiging leidt tot het ontstaan van een PTSS en een ernstige depressie met psychotische kenmerken en (daarmee) tot de noodzaak van psychiatrische behandeling, arbeidsongeschiktheid en langdurige inkomensderving en de noodzaak om te verhuizen, met de kosten van dien, is echter naar ervaringsregels geen te verwachten gevolg van een onrechtmatige publicatie zoals hierboven omschreven.
4.24. Volgens de rechtspraak van de Hoge Raad kan letselschade ook worden toegerekend, indien het een weinig voorzienbaar gevolg betreft samenhangend met een bijzondere psychische gesteldheid, zie HR 8 februari 1985, NJ 1986/137 (renteneurose) en HR 1 juli 1993, NJ 1993/667. In geval van [eiser] zijn er aanwijzingen voor een bijzondere psychische gesteldheid, namelijk dat hij een verhoogde vatbaarheid heeft voor een overmatige reactie op een betrekkelijk geringe krenking. Psychiater [psychiater 2] heeft in het in 2.18 aangehaald rapport namelijk vermeld dat de uitzending een luxerend moment is geweest. Dat impliceert dus dat er een zekere predispositie was, die door de uitzending tot uiting is gekomen.
Toch acht de rechtbank de in genoemde uitspraken gegeven regel dat bij letselschade ook weinig voorzienbare gevolgen kunnen worden toegerekend in dit geval niet passend. Het verschil met de hierboven genoemde gevallen, waarin dat wel is aangenomen is de aard en inhoud van de geschonden norm en de mate van verwijtbaarheid. In het renteneurose-arrest ging het om het door een politieagent opzettelijk met een wapenstok enige slagen op hoofd en lichaam toedienen zonder dat daarvoor reden was. In het arrest van 1993 ging het om weigering van een werkgever om aan een werknemer nadere uitleg te geven ter zake van beweerd disfunctioneren. In het eerste geval is de aard van de aansprakelijkheid een andere, omdat de geschonden zorgvuldigheidnorm strekt tot bescherming van de lichamelijke integriteit. In beide gevallen is de mate van verwijtbaarheid duidelijk groter dan in het onderhavige geval. Daarbij speelt mee dat de labiele psychische gesteldheid van de werknemer in het arrest van 1993 de werkgever mogelijk bekend was. Verschil tussen de situatie in het arrest van 1993 en het onderhavige geval is ook dat er tussen SBS c.s. en [eiser] geen met de relatie werkgever-werknemer vergelijkbare relatie was. Immers het gaat om een eenmalig zakelijk contact van zeer korte duur. De psychologische predispositie die tot een veel heftiger reactie op geleden onrecht heeft geleid dan normaal is, kon SBS c.s. dan ook niet bekend zijn. In deze omstandigheden is er onvoldoende grond om ook weinig voorzienbare gevolgen toe te rekenen.4.25. Al met al is de rechtbank van oordeel dat gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade alleen de aantasting van eer en goede naam toerekenbaar is en de overige schadeposten niet.