Gepubliceerd op woensdag 3 april 2019
IEF 18360
Rechtbank Den Haag ||
27 mrt 2019
Rechtbank Den Haag 27 mrt 2019, IEF 18360; ECLI:NL:RBDHA:2019:2931 (McCain tegen Simplot Company), https://delex.nl/artikelen/schorsing-maar-wel-internationaal-en-relatief-bevoegd-bij-model-rustic-twist-friet

Uitspraak ingezonden door Roeland Grijpink, HOYNG ROKH MONEGIER.

Schorsing, maar wel internationaal en relatief bevoegd bij model Rustic Twist-friet

Rechtbank Den Haag 27 maart 2019, IEF 18360; ECLI:NL:RBDHA:2019:2931 (McCain tegen Simplot Company) Gemeenschapsmodellenrecht. McCain-concern houdt zich wereldwijd bezig met de productie van voedingsmiddelen, waaronder Rustic Twist-friet, een bevroren aardappelproduct. Verweerder Simplot is een Amerikaanse onderneming van onder meer Simplot Sidewinders-friet, die zij – in ieder geval – in Noord-Amerika op de markt brengt en houdster van het gemeenschapsmodel. De voorzieningenrechter oordeelde eerder [IEF 17095] dat in totaal 70% van de frieten in een zak Rustic Twist inbreukmakend is ten opzichte van het model en bevolen iedere inbreuk op het model te staken en gestaakt te houden. De verbodsvordering ten aanzien van alle landen van de EU wordt toegewezen. De rechtbank oordeelt in reconventie dat zij bevoegd is op grond van artikel 8 lid 3 Brussel Ibis-Vo voor verbodsvordering. Deze bevoegdheid is niet beperkt tot Nederland op grond van 82 en 83 GModVo. Schorsing procedure ivm nietigheidsprocedure EUIPO. Aanhouding conventie .

5.8. Simplot heeft niet, althans onvoldoende, onderbouwd dat er bijzondere redenen zouden zijn om de procedure nu toch voor te zetten, in uitzondering op de hoofdregel van artikel 91 lid 1 GModVo. Het enkele feit dat de proceseconomie is gebaat bij een gelijktijdige behandeling van de vorderingen in conventie en reconventie, vormt naar het oordeel van de rechtbank geen bijzondere omstandigheid als bedoeld in dat artikel. Dat er bijzondere redenen zouden zijn om niet te schorsen, geldt te minder daar Simplot bij wijze van voorlopige voorziening in kort geding een verbod jegens McCain Holland en McCain Europe heeft verkregen. De buitenlandse McCain vennootschappen hebben zich ter comparitie in een gedeeltelijke schikking verbonden om zich eveneens aan dat verbod te houden, op straffe van een contractuele boete, zolang er geen eindvonnis is gewezen in de onderhavige procedure. De rechtbank zal de procedure in reconventie dan ook schorsen op grond van artikel 91 lid 1 GModVo. De meest gerede partij kan de zaak weer op de continuatierol plaatsen voor het nemen van een akte uitlaten over de voortgang van de procedure, zodra er een definitieve beslissing is in de Nietigheidsprocedure. Met een ‘definitieve beslissing’ bedoelt de rechtbank in dit verband een beslissing waartegen geen rechtsmiddel meer openstaat.

5.10. De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 91 lid 1 GModVo biedt geen grondslag voor schorsing van de procedure in conventie. De rechtbank kan de beoordeling van de vordering in conventie echter wel aanhouden totdat er een definitieve beslissing is in de Nietigheidsprocedure. McCain c.s. (eiseres in conventie) lijkt blijkens haar verzoek om de procedure ook in conventie te schorsen, weinig waarde te hechten aan een spoedige beoordeling van haar vordering. Simplot en de buitenlandse McCain vennootschappen hebben ter zitting de in 5.8 beschreven gedeeltelijke schikking bereikt, waardoor het belang van Simplot bij een onmiddellijke beoordeling van de vordering van de buitenlandse McCain vennootschappen niet langer evident is. Bovendien kan de gevorderde verklaring voor recht – indien er al grond is voor toewijzing – in ieder geval niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard worden. Daarom is het nog maar de vraag of een beslissing ten gronde in conventie op dit moment tot (gedeeltelijke) beslechting van het geschil zal leiden. Voorts is van belang dat de proceseconomie er bij is gebaat dat de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk worden behandeld en niet tot deelvonnissen leiden en dat daarmee tegenstrijdigheden in de beslissingen in conventie en reconventie worden voorkomen. Alles afwegend zal de rechtbank de verdere beoordeling van het geschil in conventie aanhouden, waarbij de meest gerede partij de zaak kan opbrengen voor akte uitlaten voortgang van de procedure, zodra er een definitieve beslissing is in de Nietigheidsprocedure of (in afwijking van hetgeen zal worden beslist in reconventie en in zaak 17-1320) indien andere zwaarwegende omstandigheden vergen dat de rechtbank aanstonds beslist in de procedure in conventie. In het laatstgenoemde geval dient de partij die de zaak opbrengt in zijn akte te motiveren waarom er sprake is van die zwaarwegende omstandigheden.

5.13. McCain Ltd bestrijdt de bevoegdheid van de rechtbank jegens haar, nu ze een Canadese vennootschap is. Dit verweer slaagt niet. De vorderingen jegens McCain Ltd zijn gebaseerd op dezelfde gestelde (dreiging van) inbreuk op het Model als de vorderingen jegens McCain Holland en McCain Europe. Er is daarmee sprake van eenzelfde situatie feitelijk en rechtens. McCain Ltd houdt indirect 100% van de aandelen in McCain Holland en McCain Europe. Gelet op de vestiging van McCain Holland en McCain Europe in Nederland was het voor McCain Ltd daarom ook voorzienbaar dat zij voor de Nederlandse rechter zou worden gedaagd in dit geschil. Door de Nietigheidsprocedure te starten heeft McCain Ltd zich immers gemengd in een geschil tussen McCain Holland en McCain Europe enerzijds en Simplot anderzijds over een product dat in Nederland wordt geproduceerd voor de Europese markt van het McCain-concern. Onder deze omstandigheden is er sprake van verknochte zaken in de zin van artikel 7 lid 1 Rv. Op grond van artikel 79 GModVo jo. artikel 6 Brussel I bis-Vo jo. 7 Rv is deze rechtbank dan ook internationaal bevoegd jegens McCain Ltd. Deze bevoegdheid is, gelet op het in 5.5 genoemde Nintendo/Big Ben-arrest niet beperkt tot inbreuken in Nederland.