Software verfmengmachines destijds gekopieerd
Hof Arnhem-Leeuwarden 14 juli 2015, IEF 15111 (Akzo Nobel tegen Kirs)
Auteursrecht. Software. Eerder IEF 14735. Akzo Nobel produceren en verkopen verven en leveren verfmengmachines en een computer met Mix2Win-software aan verkooppunten. Kirs reviseert, repareert en onderhoud verfmachines. Het is aannemelijk dat Kirs(' rechtsvoorganger) de software destijds heeft gekopieerd. De situatie met de updates is minder duidelijk; alleen ten aanzien van versie 2.3 build 108 is het aannemelijk dat er sprake is van auteursrechtelijk inbreukmakend kopiëren en verspreiden. De software met de genoemd versienummer dient te worden verwijderd van haar computers en systemen.
Nevenvorderingen worden alsnog toegewezen; er moet opgave worden gedaan en aan afnemers een brief gezonden.
Op andere blogs:
Dirkzwager: Ernst-Jan van de Pas: Deze uitspraak is voor de rechtspraktijk niet wereldschokkend, er worden volgens mij geen nieuwe inzichten gegeven of nieuwe rechtsgronden geïntroduceerd. Het is wel een goed voorbeeld van een uitspraak waarin het toetsingskader helder op een rij wordt gezet en ook helder wordt toegepast. Deze uitspraak laat vooral zien dat een auteursrechthebbende (ook in kort geding) een heel arsenaal heeft aan verstrekkende vorderingen die hij kan instellen tegen een inbreukmaker. Hoe verstrekkend die vorderingen ook mogen zijn voor de inbreukmaker, deze uitspraak laat ook zien dat een rechter die toewijst. Dit laatste hangt natuurlijk wel van de weging van de onderliggende belangen van partijen af.
Een rechthebbende hoeft uiteraard niet te wachten totdat er een procedure wordt gestart alvorens hij kan putten uit dit arsenaal. Sterker nog, dit arsenaal wordt in de praktijk meestal al ingezet in sommatiebrieven en zogenoemde onthoudingsverklaringen. Inbreukmakers doen er goed aan om er serieus rekening mee te houden dat dergelijke (neven)vorderingen kunnen worden toegewezen door de rechter. Dit wil echter ook weer niet zeggen dat nevenvorderingen klakkeloos worden overgenomen door een rechter. Deze uitspraak toont namelijk aan dat het zeker wel zin kan hebben om krachtig verweer te voeren tegen de nevenvorderingen indien die in de ogen van de inbreukmaker te verstrekkend zijn of niet relevant zijn. Dit maakt dat ook rechthebbenden van tevoren goed na moeten denken over welke vorderingen zij precies willen/kunnen inzetten. Maatwerk is hier geboden.