5 sep 2018
Uitspraak ingezonden door Anne Bekema, Le Poole Bekema
Staat aansprakelijk voor geleden schade door uitlatingen dat illegaal downloaden in Nederland was toegestaan
Rechtbank Den Haag 5 september 2018, IEF 17942; IT 2625; ECLI:NL:RBDHA:2018:10645 (SEKAM tegen NL) Onrechtmatige daad. Uit het persbericht: SEKAM is een stichting die de belangen van ruim 1400 film en televisieproducenten behartigt. De Nederlandse Staat heeft zich tien jaar lang op het standpunt gesteld dat downloaden uit illegale bron was toegestaan. Vanaf de implementatie van de auteursrechtrichtlijn in 2004 tot april 2014 heeft de Staat dit standpunt, als enige Europese land, consequent verkondigd. Hierdoor is in Nederland een klimaat ontstaan waarin iedereen er vanuit gaat dat het is toegestaan om voor eigen gebruik, zonder toestemming van en betaling aan de rechthebbenden, een televisieserie of film te downloaden. SEKAM vordert dat Nederland onrechtmatig heeft gehandeld. Het Europese Hof van Justitie heeft in april 2014 in het ACI Adam arrest al duidelijk gemaakt dat dit standpunt en het beleid van de Staat niet in lijn was met de Auteursrechtrichtlijn. Rechtbank Den Haag oordeelt vandaag dat de Staat bovendien aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door film- en televisieproducenten geleden schade.
4.65. Ook als dit een en ander tot de conclusie zou leiden dat de met artikel 5 Arl strijdige opvatting die is uitgedragen in de onder 4.53 bedoelde uitingen niet aan schuld van de Staat te wijten is, dient deze onjuiste uitleg van de thuiskopie-exceptie naar het oordeel van de rechtbank krachtens verkeersopvatting aan de Staat te worden toegerekend. De rechtbank zoekt hier aansluiting bij jurisprudentie in zaken over persoonlijke aansprakelijkheid van functionarissen die als orgaan van de overheid binnen de reikwijdte van hun bevoegdheid een rechtsdwaling hebben begaan. De Hoge Raad heeft in dat verband in algemene zin overwogen dat onzekerheid over de uitlegging van de wet voor rekening van de Staat dient te komen. Hiermee neemt de Staat ten opzichte van personen die schade hebben geleden als gevolg van een rechtsdwaling die een functionaris als orgaan van de Staat binnen de reikwijdte van zijn bevoegdheid heeft begaan, een andere positie in dan die functionaris zelf, aan wie die rechtsdwaling in beginsel niet kan worden toegerekend (vergelijk HR 11 oktober 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0360).