Gepubliceerd op donderdag 17 oktober 2013
IEF 13153
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Staatsblad: Wijziging beschermingstermijn auteursrecht en bepaalde naburige rechten

Wet van 9 oktober 2013 tot wijziging van de Wet op de naburige rechten in verband met de omzetting van Richtlijn 2011/77/EU van het Europees Parlement en de Europese Raad van 27 september 2011 tot wijziging van de Richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en bepaalde naburige rechten, Stb. 2013, nr. 383.
Zie eerder IEF 13107. Na artikel 9 worden, onder vernummering van artikel 9a tot artikel 9c, twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 9a
1. Indien de producent van een fonogram na verloop van 50 jaar nadat dat fonogram is openbaar gemaakt dan wel op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht, dat fonogram niet of niet langer in voldoende mate exploiteert, kan de uitvoerende kunstenaar de overeenkomst houdende overdracht van zijn rechten op de vastlegging van zijn uitvoering aan die producent geheel of gedeeltelijk ontbinden.

2. Indien de door deze wet verleende rechten toekomen aan meerdere uitvoerende kunstenaars, kan de in het eerste lid bedoelde ontbinding slechts plaatsvinden indien de andere uitvoerende kunstenaars daarmee instemmen. Indien een uitvoerende kunstenaar zijn instemming onthoudt, kan de ontbinding van de overeenkomst slechts door de rechter geschieden indien de overige uitvoerende kunstenaars door het onthouden van de toestemming onevenredig worden benadeeld.
3. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid tot ontbinding ontstaat eerst nadat de producent van het fonogram door de uitvoerende kunstenaar schriftelijk van zijn voornemen tot ontbinding in kennis is gesteld en sindsdien minimaal één jaar is verstreken waarin exploitatie is uitgebleven.
4. Op verzoek van de uitvoerende kunstenaar verstrekt de producent van het fonogram hem voor het verstrijken van de in het derde lid bedoelde termijn een schriftelijke opgave van de exploitatie.
5. Van het in het eerste lid genoemde recht tot ontbinding kan de uitvoerende kunstenaar geen afstand doen.
6. Een ontbinding op grond van het eerste lid heeft tot gevolg dat de rechten van de producent van het fonogram overgaan op de uitvoerende kunstenaar.
Artikel 9b

1. Indien de in artikel 9, eerste lid bedoelde overdracht behelst de overdracht van de rechten van zijn uitvoering aan de producent van een fonogram, en bij die overdracht een niet-periodieke vergoeding is overeengekomen, heeft de uitvoerende kunstenaar, of in het geval van meerdere uitvoerende kunstenaars, de uitvoerende kunstenaars gezamenlijk het recht om van die producent een jaarlijkse aanvullende vergoeding te ontvangen voor ieder volledig jaar volgend op het 50ste jaar nadat dat fonogram voor het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht, of indien dit eerder valt, is openbaar gemaakt.
2. De in het vorige lid bedoelde vergoeding bedraagt 20 procent van de inkomsten die de producent van het fonogram heeft verkregen met de reproductie, verspreiding en beschikbaarstelling van het fonogram in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de vergoeding wordt betaald.
3. Indien de in artikel 9, eerste lid bedoelde overdracht behelst de overdracht van de rechten op de vastlegging van zijn uitvoering aan de producent van een fonogram, en bij die overdracht een periodieke vergoeding is overeengekomen, wordt die vergoeding vanaf het jaar volgend op het 50ste jaar nadat dat fonogram voor het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht, of indien dit eerder valt, is openbaar gemaakt, uitgekeerd zonder dat daarop contractueel bedongen voorschotten of kortingen worden ingehouden.
4. Van de in de leden 1 tot en met 3 genoemde rechten kan de uitvoerende kunstenaar geen afstand doen.
B
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:

1. De rechten van uitvoerende kunstenaars vervallen door verloop van 50 jaren te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin de uitvoering heeft plaatsgehad.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot het vierde lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

2. Indien binnen de in het eerste lid bedoelde termijn een opname van de uitvoering anders dan op een fonogram op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of openbaar gemaakt, vervallen de rechten door verloop van 50 jaren te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin de opname voor het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of, indien dit eerder valt, is openbaar gemaakt.
3. Indien binnen de in het eerste lid bedoelde termijn een opname van de uitvoering op een fonogram op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of openbaar gemaakt, vervallen de rechten door verloop van 70 jaren te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgend op dat waarin het fonogram voor het eerst op rechtmatige wijze in het verkeer is gebracht of, indien dit eerder valt, is openbaar gemaakt.
3. In het vierde lid wordt «50» telkens vervangen door: 70.

C
Na artikel 15f wordt ingevoegd een artikel 15g, luidende:
Artikel 15g

1. De betaling van de in artikel 9b, eerste lid bedoelde vergoeding geschiedt aan een door Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te wijzen rechtspersoon. Deze rechtspersoon is met uitsluiting van anderen belast met de inning en verdeling van de vergoeding.
2. Degene die is verplicht tot betaling van de in artikel 9b, eerste lid bedoelde vergoeding verschaft de gerechtigde tot die vergoeding op zijn verzoek alle informatie die noodzakelijk is ter verkrijging van de betaling.
3. Degene die is verplicht tot betaling van de in artikel 9b, eerste lid bedoelde vergoeding, doet, voor zover geen ander tijdstip is overeengekomen, vóór 1 april van ieder kalenderjaar aan de in het eerste lid bedoelde rechtspersoon opgave van de inkomsten die hij met het fonogram heeft verkregen. Hij is voorts gehouden desgevraagd aan deze rechtspersoon onverwijld de bescheiden of andere informatiedragers ter inzage te geven, waarvan kennisneming noodzakelijk is voor de vaststelling van de verschuldigdheid en de hoogte van de vergoeding.
4. Degene die de in het vorige lid bedoelde opgave opzettelijk nalaat dan wel in die opgave opzettelijk een onjuiste of onvolledige mededeling doet, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie. Het feit wordt beschouwd als een overtreding.