Gepubliceerd op maandag 9 maart 2015
Stellingen van debatten AIPPI-Symposium
Op 11 maart a.s. worden de volgende stellingen tijdens het AIPPI-symposium te Zeist besproken:
Debat I: Verbod or not? - Het recht op een verbod bij octrooi-inbreuk
Debat II: Is het vormmerk dood?
Debat III: Het spoedeisend belang
Stellingen debat I: Verbod or not?
1. De Nederlandse rechter heeft een algemene discretionaire bevoegdheid om wel of geen inbreukverbod op te leggen en moet daar meer gebruik van maken.
2. Of octrooihouder NPE (Non-Practicing Entity) is mag niet uitmaken voor de vraag of recht bestaat op een inbreukverbod.
3. Een licentiezoeker handelt niet te goeder trouw als deze niet op eerste verzoek van een SEP (Standard Essential Patent)-houder instemt met door een SSO (Standard Setting Organization) voorziene arbitrage of bindend advies over de hoogte en de omvang van een licentie.
Stellingen debat II: Is het vormmerk dood?
1. Cumulatie van de drie excepties is toch mogelijk
2. Er moet een einde komen aan de discriminatie van vormmerken.
3. De vormmerk-excepties moeten ook op andersoortige tekens van toepassing zijn.
Stellingen debat III: Het spoedeisend belang
1. De enkele omstandigheid dat sprake is van een (voortdurende) inbreuk, is onvoldoende grond voor het aannemen van spoedeisend belang.
1. a. Indien binnen 6 maanden na aanvang van de inbreuk geen actie is ondernomen, vervalt het spoedeisend belang.
1.b. Het is aan de eiser om te kiezen voor een kort geding of een bodemprocedure. Er dient dus een ruime definitie van spoedeisend belang te worden gehanteerd.
1.c. Spoedeisend belang ontbreekt wanneer een beslissing over een voorlopige voorziening in de bodemprocedure afgewacht kan worden.
2. Als spoedeisend belang bestaat bij de hoofdvordering, dient dit uit proceseconomische overwegingen ook te worden aangenomen voor de eventuele nevenvorderingen.
3. Om forumshoppen te voorkomen, dient als definitie van ‘spoedeisend belang’ bij wet een termijn of criterium te worden vastgesteld, dat uniform zal worden toegepast door alle rechtbanken en gerechtshoven
4. Wanneer in eerste instantie sprake was van spoedeisendheid, dient de (voortdurende) spoedeisendheid ook in hoger beroep te worden aangenomen.
5. Bij hoger beroep van een kort geding dient spoedappel altijd mogelijk te zijn.
6. Niet spoedeisendheid maar complexiteit zou het criterium voor behandeling in kort geding moeten zijn.
7. Elke zaak dient eerst in (bodem) kort geding te worden behandeld.
8. De eis van spoedeisend belang dient bij een voorlopige voorziening in een bodemprocedure op gelijke wijze te worden toegepast als in kort geding.