Gepubliceerd op donderdag 9 april 2015
IEF 14854
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Substantieel deel monument is al gesloopt, geen bouwstop

Vzr. Rechtbank Den Haag 9 april 2015, IEF 14854; ECLI:NL:RBDHA:2015:3979 (X architecten tegen De Staat)
Uitspraak ingezonden door Christien Wildeman en Joran Spauwen, Kennedy Van der Laan. Persoonlijkheidsrechten. Rechtspraak.nl: De architect was van mening dat de verbouwing zijn ontwerp van een eerdere renovatie aantast, maar de rechter wijst de gevorderde bouwstop af. Naar het oordeel van de rechter is eiser te laat. Na een aanbesteding is het verbouwingsproject gegund aan een consortium waarvan eiser geen deel uitmaakt. De sloop- en bouwwerkzaamheden zijn medio januari 2015 gestart. Het werk is al voor een substantieel deel gesloopt en eiser had volgens de rechter eerder bezwaar kunnen maken tegen de renovatie. De rechter beveelt de Staat wel eiser een kopie te verstrekken van de bouwtekeningen van de verbouwing. Die informatie kan eiser gebruiken in het kader van een eventuele bodemprocedure.

 

4.1.
De aard van het kort geding brengt mee dat als naar het voorlopig oordeel van de rechter de gedaagde verplicht is bepaalde gedragingen na te laten, toewijzing van een verbod afhankelijk is van een belangenafweging, waarbij onder meer in aanmerking moeten worden genomen enerzijds het voorlopig karakter van het rechterlijk oordeel in kort geding en de ingrijpendheid van de gevolgen van een eventueel verbod voor de gedaagde en anderzijds de omvang van de schade die voor de eiser dreigt, indien een verbod zou uitblijven (zie o.m. HR 15 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1919).

4.2. Toetsend aan deze maatstaf moet de gevorderde bouwstop in deze zaak worden afgewezen. Voor zover de verbouwing van B30 het persoonlijkheidsrecht van [eiser] schendt of anderszins onrechtmatig is, is het gelet op de belangen van partijen te laat om de verbouwing nu nog te stoppen. Een en ander zal hierna worden toegelicht.

4.3. Ten eerste is van belang dat de verbouwing al is aangevangen en dat het werk van [eiser] inmiddels voor een substantieel deel is gesloopt. Ter zitting is duidelijk geworden dat de volgende elementen van het werk van [eiser] al zijn verwijderd:
- de stalen kapconstructie boven het atrium;
- een deel van de verdiepingen bovenop de oudbouw;
- de paviljoens in de ‘oksels’ van het gebouw;
- de liftschachten in het atrium;
- het bovenste deel van de verticale kolommen langs de wanden van het atrium;
- de tussenvloeren in de kapverdiepingen.
Toewijzing van de gevorderde bouwstop voorkomt de sloop van die elementen, die [eiser] rekent tot de belangrijkste onderdelen van zijn ontwerp, niet. In zoverre is het belang van [eiser] niet gediend met toewijzing van de vordering.

4.4. Daar staat tegenover dat toewijzing van een bouwstop ingrijpende consequenties heeft. De Staat heeft onbestreden aangevoerd dat de bouwstop circa € 200.000,- per maand zal kosten, onder meer vanwege extra voorfinancieringskosten en huisvestingkosten. Aangenomen moet worden dat de schade zal oplopen tot een veelvoud van dat maandelijkse bedrag, omdat het lang zal duren voordat de verbouwing kan worden hervat. De Staat heeft onbestreden aangevoerd dat, zelfs als partijen zonder rechtszaak overeenstemming kunnen bereiken over de noodzakelijke wijzigingen, het doorrekenen en bespreken van wijzigingen veel tijd vergt en mogelijk zal meebrengen dat het project opnieuw moet worden aanbesteed. Als het geschil in een bodemzaak moet worden beslecht, komt daar de duur van die procedure nog bij. Al die tijd zou het gebouw half-gesloopt leeg staan en zouden de kosten door lopen.

4.5.
Daar komt bij dat [eiser] zich eerder had kunnen en moeten verzetten tegen de verbouwing. Vast staat immers dat [eiser] al in 2010 is geïnformeerd over de aanstaande verbouwing van B30, dat hij in 2012 wist dat drie consortia in het kader van de aanbesteding van het project bezig waren met nieuwe ontwerpen en dat hij in maart 2014 ervan op de hoogte was dat de Staat het project had gegund aan Facilicom en dat de verbouwing dus daadwerkelijk uitgevoerd zou gaan worden. Uit zijn eigen stellingen volgt ook dat [eiser] zich ervan bewust was dat de verbouwing van B30 onder leiding van een andere architect het risico in zich draagt dat zijn persoonlijkheidsrechten zouden worden aangetast en dat hij een rechtszaak zou moeten starten om zijn rechten veilig te stellen. Toch heeft hij tot begin 2015 gewacht met het onderzoeken van de verbouwplannen en het aanhangig maken van dit kort geding.