Techniek, die vrij is of vrij is geworden
Rechtbank ’s-Gravenhage, 9 februari 2011, HA ZA 09-198, Brinkman Tuinbouw Techniek B.V. tegen Besseling & All Techniek B.V. (met dank aan Leo Kooy, Vriesendorp & Gaade).
Slaafse nabootsing. Kassenwassers. Bodemprocedure in het kasdekreinigersgeschil. Het Hof Amsterdam oordeelde onlangs in kort geding dat voorshands geen sprake was van slaafse nabootsing en dat nader onderzoek, waarvoor het kort geding zich niet leende, nodig was om vast stellen in hoeverre de constructie daadwerkelijk is ingegeven door technische overwegingen. (Gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2011, IEF 9366). De Rechtbank Den Haag oordeelt i.c. dat de kasdekreiniger van Besseling c.s. inderdaad onvoldoende onderscheidend vermogen heeft.
4.8. Bij een hoofdzakelijk industrieel product als een kasdekreiniger is het onderscheidend vermogen - voor zover daarvan al kan worden uitgegaan - immers niet gelegen in de gekozen en gevonden technische oplossingen van technische problemen. Dat betekent dat van de constructeur ook niet behoeft te worden verwacht dat hij afziet van bepaalde technische oplossingen om te voorkomen dat hij in de val van de slaafse nabootsing loopt. Hij behoeft geen andere weg in te slaan omdat de bescherming van vormgeving door inroepen van het leerstuk van de slaafse nabootsing er niet toe kan leiden dat alsnog techniek, die wij is of vrij is geworden, wordt gemonopoliseerd.
4.9. Besseling c.s. heeft niet betwist dat de keuze voor een omgekeerde 'V'-vorm van de borstels en van het frame, waaraan zij zijn opgehangen, en waarvan in wezen niet in geschil dat dit de belangrijkste elementen zijn in de totaalindruk van de kasdekreiniger van Besseling c.s., wordt bepaald door de eis de machine goed te laten passen op de - bijna standaard toegepaste - zadeldaken van Venlo kassen. Deze keuze is aldus een technische oplossing voor het probleem om op stevige maar ook gewichtbesparende wijze de afzonderlijke onderdelen van een kasdekreiniger met elkaar te verbinden en deze te dragen. Voor dat probleem bestaan meerdere oplossingen, ter zitting heeft Besseling c.s. betoogd dat gekozen kan worden voor een rechthoekig frame, een frame in de vorm van een boog of bijvoorbeeld een trapgevel, maar zij ziet daarbij over het hoofd dat de constructeur, als gezegd, vrij is in zijn keuze. Dit geldt ook voor de keuze de constructie in plaats van metaal in - het lichtere - aluminium uit te voeren. Onweersproken is immers gebleven dat dit voortvloeide uit een door TNO uitgevoerd onderzoek in 1993 met de aanbeveling dat het gewicht van kasdekreinigers omlaag moest.
4.10. De conclusie van dit alles is dat de kasdekreiniger van Besseling c.s. onvoldoende onderscheidend vermogen heeft, zodat zij zich niet met een beroep op slaafse nabootsing kan verzetten tegen de verhandeling van de kasdekreiniger van Brinkman c.s. Bij deze stand van zaken kan onbesproken blijven het subsidiare betoog van Brinkman c.s. dat haar kasdekreiniger bovendien zodanig afwijkt van de kasdekreiniger van Besseling c.s. (zij heeft aan de hand van een fotocollage gewezen op een veertigtal verschillen), dat de klant ter zake niet in verwarring zal komen.
4.13. De sub a van het petitum gevorderde vervallenverklaring van het in r.o. 2.4. genoemde kort geding vonnis wordt afgewezen omdat Brinkman c.s. daarbij geen, althans onvoldoende belang heeft. Een andersluidend oordeel in de bodemprocedure, zoals in casu, brengt geen vernietiging van het kort gedingvonnis met zich. Het vonnis blijft gelden, zij het dat de voorlopige voorziening die in het kort geding vonnis is getroffen, wel vervalt en wel ex tunc en van rechtswege, zodat de vervallen verklaring daarvoor niet nodig is.
Lees het vonnis hier.