Tekst is toegestaan, de gemanipuleerde afbeelding niet
Vzr. Rechtbank Overijssel, locatie Almelo 16 april 2013, LJN BZ8653 (eiseres, gemeente Haaksbergen tegen Plazaprojects B.V. en VH Investments B.V.)
Geen onrechtmatige tekstpublicatie. Wel onrechtmatige gebruik van portret.
Op de website en op de facebookpagina van haaksbergenplaza (hierna: ‘de facebookpagina’) is een artikel geplaatst getiteld: “eiseres; meesteres in handhaving”, waarbij ook een afbeelding is geplaatst waarop het gelaat van eiseres is te zien. Gedaagden hebben door de publicatie op de website en op de facebookpagina zelfstandig openbaargemaakt, ondanks dat het door derden is vervaardigd. Gedaagden bieden wél de gelegenheid en voeren eindredactie van de website en facebookpagina en zijn dus betrokken. Met betrekking tot de tekst van het artikel weegt de vrijheid van meningsuiting zwaarder en wordt het gevorderde afgewezen. Dit geldt niet voor de gemanipuleerde afbeelding.
Het gelaat van eiseres is duidelijk herkenbaar op de afbeelding waar te nemen, zodat sprake is van een ‘portret’ in de zin van artikel 21 Aw. Het suggestieve seksuele karakter waarin de publicist het gelaat van eiseres heeft geplaatst gaat, ondanks het satirische oogpunt waarmee het is vervaardigd, de grenzen van het betamelijke te buiten. Gelet op de functie van eiseres en de door haar gestelde inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer, oordeelt de voorzieningenrechter dat eiseres, en daarmee ook de gemeente, een redelijk belang heeft bij een verbod tot openbaarmaking van deze afbeelding.
De vordering tot het verzoeken van Google om tot verwijdering uit haar cachesysteem over te gaan, wordt toegewezen. Aan eiseres wordt een een voorschot op immateriële schadevergoeding toegekend, nu het bovendien voldoende aannemelijk is dat gegeven de ernst van de aantasting in een bodemprocedure minimaal het door de voorzieningenrechter in dit vonnis bepaalde bedrag van €1.000 zal worden toegekend.
3.2. Eiseressen stellen daartoe dat op de website en op de facebookpagina van haaksbergenplaza een artikel getiteld “[eiseres sub 1], meesteres in handhaving” is geplaatst door een anonieme schrijver. Bij dit artikel is een gemanipuleerde afbeelding geplaatst.
Het portret dat bij het artikel is gevoegd betreft een samengestelde afbeelding, waarbij gedaagden het gelaat van [eiseres sub 1] hebben ontleend aan een afbeelding die zij op linkedin heeft geplaatst. De overige bestanddelen van het portret zijn door of in opdracht van de publicist gemanipuleerd en aldus samengevoegd met het gelaat van [eiseres sub 1].
Zowel het artikel als het portret zijn diffamerend, grievend, en geven een verdraaid en onjuist beeld van zowel de persoon van [eiseres sub 1], als van haar taakinvulling bij de gemeente.
Gedaagden hebben beide te gelden als internet service providers in de zin van de artikelen 3:15d en 6:169c van het Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘BW’). Daarmee zijn zij - naast de anonieme schrijver van de publicatie - hoofdelijk aansprakelijk voor hetgeen op de website wordt gepubliceerd. De gewraakte afbeelding is zeer (seksueel) suggestief en is daarmee diffamerend en onterend. De afbeelding, al dan niet in combinatie met de tekst van de publicatie, insinueert bovendien dat [eiseres sub 1] in haar taakvervulling nietsontziend, hard, en mededogenloos zou zijn. Daarmee heeft [eiseres sub 1] een redelijk belang in de zin van artikel 21 Auteurswet (hierna: ‘Aw’) om zich te verzetten tegen openbaarmaking van die afbeelding. Zowel de afbeelding als de tekst van de publicatie zijn geplaatst in een dermate beledigende context, dat zij elke vorm van maatschappelijke zorgvuldigheid te buiten gaat, zodat gedaagden onrechtmatig jegens eiseressen handelen in de zin van artikel 6:161 BW. Een verweer dat sprake zou zijn van louter satire gaat dan ook niet op. Eiseressen zijn in hun eer en goede naam aangetast en hebben als gevolg hiervan schade geleden.
4.3. De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat, doordat gedaagden de publicatie op de website en op de facebookpagina van haaksbergenplaza hebben geplaatst, sprake is van een zelfstandige openbaarmaking. Dat gedaagden de publicatie niet zelf hebben vervaardigd maakt dit niet anders nu gedaagden verantwoordelijk zijn voor hetgeen op de website en de facebookpagina wordt geplaatst, ook al worden die geplaatst door derden. Gedaagden bieden hiervoor immers de gelegenheid en voeren de eindredactie van de website en facebookpagina (vergelijk HR 11 september 2009, LJN: BK1859).
4.4 (...) Een afweging van belangen, zoals hiervoor beschreven, leidt, gelet op voornoemde omstandigheden tot het oordeel dat het recht van gedaagden bij vrijheid van meningsuiting in dit geval zwaarder weegt. Al het gevorderde ter zake de tekst van het artikel zal derhalve worden afgewezen.
4.5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter geldt dit evenwel niet voor de gemanipuleerde afbeelding. Hieromtrent overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Het gelaat van [eiseres sub 1] is duidelijk herkenbaar op de afbeelding waar te nemen, zodat sprake is van een ‘portret’ in de zin van artikel 21 Aw. Op grond van artikel 21 Aw is openbaarmaking van een portret niet geoorloofd voor zover een redelijk belang van de geportretteerde zich tegen deze openbaarmaking verzet, indien het portret is gemaakt zonder een daartoe strekkende opdracht van de geportretteerde. Onder het redelijk belang van artikel 21 Auteurswet valt de bescherming van de geportretteerde tegen inbreuken op zijn recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. Of van een dergelijke inbreuk sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval, met name van de aard en de mate van intimiteit waarin de geportretteerde is afgebeeld, terwijl ook het karakter van de foto en de context van de publicatie van belang kunnen zijn. Als de openbaarmaking van een portret tevens is aan te merken is als een meningsuiting in de zin van art. 10 lid 1 EVRM geldt daarbij voorts als uitgangspunt al hetgeen onder rechtsoverweging 4.4. is genoemd.
4.6. Het suggestieve seksuele karakter waarin de publicist het gelaat van [eiseres sub 1] heeft geplaatst gaat, ondanks het satirische oogpunt waarmee het is vervaardigd, de grenzen van het betamelijke te buiten. Op de afbeelding wordt immers de suggestie gewekt dat [eiseres sub 1] is gekleed in een strak latexpakje, met diep uitgesneden decolleté en is zij bovendien voorzien van een zweepje. In combinatie met de titel “[eiseres sub 1]: ‘meesteres’ in handhaving” is de voorzieningenrechter - met eiseressen - van oordeel dat het SM-karakter hier gegeven is, terwijl dit zeer diffamerend en bovenal onnodig (grievend) is. Gelet op de functie van [eiseres sub 1] en de door haar - onvoldoende weersproken - gestelde inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [eiseres sub 1], en daarmee ook de gemeente, een redelijk belang heeft bij een verbod tot openbaarmaking van deze afbeelding. Dat de afbeelding reeds is verwijderd maakt dit - zoals gedaagden stellen - niet anders, nu eiseressen belang houden bij die verwijdering en gedaagden ook geen toezegging hebben gedaan hieromtrent. Het gevorderde verbod tot openbaarmaking van de afbeelding zal derhalve worden toegewezen als hierna te melden.
4.7. Gelet op het voorgaande liggen ook de vorderingen tot het verzoeken van Google om tot verwijdering van de afbeelding uit haar cachesysteem over te gaan voor toewijzing gereed. Nu de afbeelding de facto reeds is verwijderd, is rectificatie thans niet langer opportuun. Dat deel van de vordering moet derhalve worden afgewezen, evenals de vordering tot verstrekking van de NAW-gegevens van de anonieme publicist. Hieromtrent overweegt de voorzieningenrechter dat eiseressen die vordering onvoldoende hebben onderbouwd. Eiseressen hebben slechts gesteld belang te hebben bij de NAW-gegevens van de anonieme publicist, maar hebben nagelaten dit belang te concretiseren. De enkele stelling dat eiseressen belang hebben is onvoldoende voor toewijzing van het gevorderde, temeer nu de afbeelding reeds is verwijderd.
4.8 (...) Er is in de gegeven omstandigheden aanleiding om aan [eiseres sub 1] ten laste van gedaagden, hoofdelijk, een voorschot op immateriële schadevergoeding toe te kennen, nu aannemelijk is dat [eiseres sub 1] door de openbaarmaking van haar portret in haar persoonlijke levenssfeer is aangetast (dit in tegenstelling tot de gemeente), waardoor zij immateriële schade heeft geleden. [Eiseres sub 1] heeft voorts belang bij een snelle genoegdoening en toewijzing van een schadevergoeding in kort geding is in de onderhavige zaak een geschikt middel tot schadebeperking. Bovendien is voldoende aannemelijk dat gegeven de ernst van de aantasting in een bodemprocedure minimaal het door de voorzieningenrechter in dit vonnis bepaalde bedrag zal worden toegekend. Nu niet is gesteld of gebleken dat sprake zou zijn van een restitutierisico ziet de voorzieningenrechter ook hierin geen belemmering tot toewijzing van de schadevergoeding. Hoewel de gemeente belang heeft bij verwijdering van het gewraakte portret, is voorshands onvoldoende aannemelijk dat de gemeente immateriële schade heeft geleden door openbaarmaking van het portret, om die reden zal de gevorderde schadevergoeding worden afgewezen.