Terugbetaling kosten rectificatie
Hof 's-Gravenhage 20 maart 2012 (bij vervroeging), LJN BV8506 (terugbetaling kosten rectificatie)
Als randvermelding. Uitlatingen niet onrechtmatig: vernietiging kort geding vonnis, terugbetaling van kosten rectificatie.
Kort en zakelijk weergegeven gaat het geschil over de vraag of [appellante] onrechtmatig jegens projectontwikkelaar [geïntimeerde] heeft gehandeld door bepaalde, hierna (in rechtsoverweging 7.10) te vermelden, uitlatingen te doen tegenover een journalist van de Telegraaf, te weten [Naam] (hierna: de journalist), welke uitlatingen door de journalist zijn verwerkt in een op 26 juni 2010 gepubliceerd artikel met als kop "Burgemeester in de verdediging". Met de burgemeester werd gedoeld op de toenmalige burgemeester van Noordwijk.
10. Wat heeft [appellante] gezegd?
Haar voornaamste aantijgingen richten zich tegen de gemeente en burgemeester [...], die haar tot sluiting wilden dwingen. Deze beschuldigingen vinden voldoende steun in de feiten nu inmiddels vaststaat dat de intrekking van de gebruiksvergunning onrechtmatig is geweest en nu in dit kort geding aannemelijk is geworden dat het verlies van deze (vaste) gebruiksvergunning van invloed is geweest op de hoogte van de biedingen, althans op het ontbreken daarvan. Hier komt bij dat de stelling van [appellante] dat haar hotel als enige met de plotselinge intrekking van de gebruiksvergunning werd geconfronteerd, niet, althans niet voldoende gemotiveerd, is weersproken, zodat het hof in deze procedure van de juistheid hiervan uitgaat. (...)11. Het hof is op grond van het bovenstaande van oordeel dat [appellante] de uitspraken op grond van de haar bekende feiten en omstandigheden heeft kunnen doen. Aangezien haar uitlatingen jegens [geïntimeerde] niet diffamerend zijn, heeft ze deze ook mogen doen.. Dit betekent dat het bestreden vonnis vernietigd zal worden en de vordering van [geïntimeerde] alsnog zal worden afgewezen.
12. [appellante] heeft haar vordering tot ongedaanmaking bij pleidooi gedeeltelijk ingetrokken en deze beperkt tot een vordering tot terugbetaling van de rectificatiekosten als bedoeld in rechtsoverweging 4, met wettelijke rente vanaf 23 september 2010, en een vordering tot terugbetaling van de door haar aan [geïntimeerde] betaalde proceskosten, met wettelijke rente vanaf 3 augustus 2010. Deze vorderingen, waartegen geen verweer is gevoerd, acht het hof toewijsbaar.