Toepassing handhavingsrichtlijn ook in nietigheidsprocedures
Rechtbank Den Haag 6 november 2013, HA ZA 12-354 (Remu Oy tegen Knoop Machinery en Waterking)
Proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft in het tussenvonnis (IEF 12214) in reconventie de conclusies 1, 5, 6 en 10 van het Nederlandse deel van EP 687 vernietigd. In het tussenvonnis is tevens geoordeeld dat Remu op grond van het hiervoor weergegeven oordeel, als in het ongelijk gestelde partij, zal worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie.
Partijen hebben zich uitgelaten over de toepasselijkheid van artikel 1019h Rv. Uit Bericap [IEF 12005] volgt niet, anders dan Remu Oy betoogt, dat de handhavingsrichtlijn niet van toepassing is op procedures waarin uitsluitend de nietigheid van een intellectueel eigendomsrecht aan de orde is. Deze uitleg verdraagt zich niet met het Danisco/Novozymes-arrest [IEF 12381]. De onderhavige procedure kwalificeert ook niet als een zuivere nietigheidsprocedure. De rechtbank veroordeelt Remu in de kosten van de procedure, begroot op € 35.272, en veroordeelt Remu in de na dit vonnis ontstane kosten van Knoop c.s., begroot op € 131,00 aan salaris advocaat.
2.5. Remu heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het Bericap-arrest volgt dat de handhavingsrichtlijn niet van toepassing is op procedures waarin uitsluitend de nietigheid van een intellectueel eigendomsrecht aan de orde is. Deze uitleg, waarin de handhavingsrichtlijn op geen enkele nietigheidsprocedure van toepassing zou zijn, verdraagt zich niet met het arrest van het hof Den Haag in de zaak Danisco/Novozymes (hof Den Haag 26 februari 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ1902). Volgens het hof Den Haag is de handhavingsrichtlijn wel van toepassing op nietigheidsprocedures als die samenhangen met concrete (dreigende) inbreukacties. Het Bericap-arrest staat daaraan niet in de weg omdat, volgens het Haagse hof, het oordeel van het Hof van Justitie ziet op een andere situatie, te weten een nietigheidsprocedure die niet kenbaar samenhangt met een concrete (dreigende) inbreukactie. De rechtbank ziet geen aanleiding een andere lijn te volgen of prejudiciële vragen van uitleg aan het Europese Hof van Justitie te stellen.
2.6. De onderhavige procedure kwalificeert niet als een zuivere nietigheidsprocedure. De vordering in reconventie tot vernietiging van conclusies 1, 5, 6 en 10 van het Nederlandse deel van EP 687 vloeit immers voort uit de in conventie voorliggende handhavingsactie zijdens Remu. Er is derhalve sprake van samenhang tussen de nietigheidsprocedure en een inbreukactie. De handhavingsrichtlijn is zodoende van toepassing op de onderhavige procedure. Niet in geschil is dat in dat geval de proceskosten moeten worden begroot op basis van artikel 1019h Rv.