Tonen van portret imam in PVV-film 'Fitna'
Tonen van portret imam in PVV-film ‘Fitna’ geen portretrechtinbreuk
Bijdrage van Reindert van der Zaal, Kennedy Van der Laan.
Zie ook IEF 11627.
Niemand zal de in 2008 door de PVV uitgebrachte film ‘Fitna’ zijn ontgaan. Dat geldt helemaal voor Imam Fawaz Jneid, wiens portret te zien is in deze film.
In Fitna worden onder meer beelden getoond van de 9/11 aanslagen en van de moord op Van Gogh. Kort na het tonen van deze terroristische aanslagen wordt in de film een fragment weergegeven van een interview van Netwerk, waarin de imam aan het woord komt. De imam meent dat met het laten zien van dit fragment inbreuk wordt gemaakt op zijn portretrecht, omdat hij daarmee ten onrechte wordt opgevoerd als boegbeeld van islamitisch extremisme in Nederland, en eist onder meer een schadevergoeding van Eur. 55.000,- van de PVV.
De rechtbank is in eerste aanleg wegens formeel-juridische redenen niet aan een inhoudelijke beoordeling toegekomen. Het Gerechtshof Amsterdam gaat wel inhoudelijk op de zaak in.
Zoals gebruikelijk in dergelijke portretrechtkwesties bekijkt het Hof of -in dit geval- de imam een redelijk belang heeft zich tegen de publicatie van zijn portret te verzetten, waarbij dit belang wordt afgewogen tegen het grondrecht van de PVV op vrijheid van meningsuiting. Het hof stelt voorop dat het fragment uit Netwerk onverknipt en integraal is vertoond en dat de imam zelf de publiciteit heeft opgezocht met het interview. De imam wist dus dat de beelden en uitlatingen bij het grote publiek bekend zouden worden en heeft hiervoor ook toestemming gegeven. Daar staat echter tegenover dat de toestemming alleen zag op uitzending van het fragment door Netwerk.
Van belang is daarom of het fragment in een zodanige context wordt geplaatst dat daarmee goede naam van de imam als geestelijk leider en in en buiten zijn geloofsgemeenschap wordt aangetast. Het Hof overweegt dat er een duidelijke ‘caesuur’ (knip in de film) is gemaakt tussen de aanslagen enerzijds (deel 1 van de film) en de islamisering in Nederland en de bijbehorende spanningsvelden anderzijds, zoals de discussie over eerwraak (deel 2 van de film). Aangezien het betreffende fragment duidelijk deel uitmaakt van het tweede deel van Fitna, oordeelt het Hof dat de kijker geen verbinding zal leggen tussen de imam en de terroristische aanslagen. Verder wordt de imam met de plaatsing van het fragment direct na een passage over eerwraak ook niet in zijn eer en goede naam geschaad, gelet op de zeer controversiële uitspraken die hij hierover zelf publiekelijk heeft gedaan.
Het Hof bekrachtigt vervolgens het vonnis van de rechtbank en stelt de imam daarmee in het ongelijk, waarmee ook de schadeclaim van Eur. 55.000,- van tafel is.
Vanuit portretrechtelijk perspectief is nog interessant om op te merken dat hier wordt bevestigd dat, als toestemming wordt gegeven voor publicatie van een portret, het vervolgens moeilijk is om een derde, met een beroep op het portretrecht, te verbieden dit portret in een identieke (of vergelijkbare) context te publiceren. Hetzelfde was aan de orde in de zaak Stichting Maroc vs. Schuld, waarvan een bespreking hier te vinden is.