Traditionele sponning
Voorzieningenrechter Rechtbank Utrecht, 27 april 2007, KG ZA 07-254. Heering Kunststof Profielen B.V. tegen Milin B.V.(met dank aan Evert van Gelderen en Michael Gerrits, De Gier | Stam & Advocaten).
Alleen verkoop levert geen slaafse nabootsing op, maar kan wel onrechtmatig zijn. Geen richtlijnconforme proceskostenveroordeling: “Volgens de in Nederland heersende leer is slaafse nabootsingsbescherming geen intellectueel eigendomsrecht.”
Eiseres Heering houdt zich bezig met het ontwikkelen en leveren van kunststof profielen en panelen. Zij brengt sinds 1998 onder meer een kunststof gevelpaneel (een zogenaamd “rondkant deel”) met houtlook in Nederland op de markt met de naam Keralit. Gedaagde Milin is een leverancier van kunststof panelen en profielen. Zij brengt in Nederland vanaf 2006 door Vinylit Fassaden GmbG te Duitsland geproduceerde kunststof gevelpanelen met houtlook op de markt onder de naam vinyPlus.
Aan de orde is in deze zaak de beantwoording van de vraag of Heering zich tegen het in Nederland op de markt brengen van de vinyPlus rondkantpanelen kan verzetten. Heering stelt zich op het standpunt dat dit het geval is omdat volgens Heering sprake is van slaafs nabootsen en/of onrechtmatig aanhaken aan het bedrijfsdebiet.
Allereerst beslist de Voorzieningenrechter dat de enkele verkoop niet onder het begrip “slaafse nabootsing” valt: “Vooropgesteld wordt dat — mede gelet op de betwisting van Milin — niet is gebleken dat de door Heering beweerde slaafs nagebootste vinyPlus rondkantpanelen door Milin dan wel in opdracht van Milin worden geproduceerd. Evenmin is gebleken dat Milin invloed kan uitoefenen op de vormgeving van de vinyPlus rondkantpanelen. Wel staat vast dat Milin vinyPlus rondkantpanelen in Nederland verkoopt. Het begrip “slaafse nabootsing” omvat — zoals Milin terecht aanvoert — niet de verkoop van nagebootste producten. Van slaafse nabootsing door Milin kan dan ook geen sprake zijn.”
Vervolgens oordeelt de rechter dat de verkoop onrechtmatig kan zijn: “ Het verkopen van een product dat door een ander onrechtmatig is nagebootst kan echter onrechtmatig zijn tegenover degene van wie het product onrechtmatig is nagebootst. Dit zal in het bijzonder het geval kunnen zijn indien degene die het door een ander geproduceerde product verkoopt, weet of behoort te weten dat dit product onrechtmatig is nagebootst.”
Verder oordeelt de Voorzieningenrechter dat het voldoende aannemelijk is dat er sprake is van een nabootsing, omdat de panelen nagenoeg identiek ogen wat totaalindruk betreft. Nabootsen mag echter in beginsel, omdat er geen absoluut recht van intellectuele eigendom in het spel is. Dit lijdt echter uitzondering wanneer door die nabootsing verwarring bij het publiek valt te duchten en de nabootsende concurrent tekortschiet in zijn verplichting om bij dat nabootsen alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk en nodig is om te voorkomen dat door gelijkheid van beide producten gevaar voor verwarring ontstaat (zie HR 31 mei 1991, NJ 1992, 391, Borsumij/Stenman; Raamuitzetter).
Bovendien geldt dat het nagebootste product om tegen nabootsing beschermd te kunnen worden onderscheidend vermogen moet hebben ofwel een eigen positie in de markt moet innemen. Indien er buiten het nagevolgde nog tal van gelijksoortige producten in de handel zijn dan is navolging slechts onrechtmatig indien het nagebootste product zich uiterlijk van de andere in de handel zijnde producten aanmerkelijk onderscheidt (HR 21 december 1956, Drukasbakarrest, NJ 1960, 414).
Er is volgens de Voorzieningenrechter in casu sprake van onvoldoende onderscheidend vermogen: “Dat dit het geval is, komt volgens Heering met name doordat het Keralit gevelpaneel, in tegenstelling tot de andere kunststof gevelpanelen met houtlook, een traditionele sponning heeft.
Het product waar het hierom gaat, beoogt in feite een al bestaand product, namelijk houten gevelpanelen, zo goed mogelijk qua uiterlijk te benaderen. Teneinde het uiterlijk van een houten plank /gevelpaneel zou goed mogelijk te benaderen is een sponning nodig omdat het bestaan daarvan onder meer karakteristiek is voor een houten gevelpaneel. Alle kunststof gevelpanelen met houtlook hebben dan ook een sponning. Dat de sponning van het Keralit gevelpaneel zo bijzonder is dat de Keralit gevelpanelen zich daardoor uiterlijk aanmerkelijk onderscheidt van de andere in de handel zijnde kunststof panelen met houtlook is onvoldoende aannemelijk geworden. Heering heeft deze stelling niet nader met stukken onderbouwd, wat gelet op de gemotiveerde betwisting van Millin wel op haar weg had gelegen. Heering heeft nog aangevoerd dat ook de overige kenmerken van de Keralit gevelpaneel, zoals de holle kamers en de ventilerende damwandprofilering, meebrengen dat het Keralit gevelpaneel een eigen positie in de Nederlandse markt voor kunststof gevelpanelen met houtlook innemen. Ook deze stelling wordt — mede gelet op de gemotiveerde betwisting van Milin — onvoldoende aannemelijk geacht.”
Geen onderscheidend vermogen betekent geen bescherming tegen nabootsing. Milin handelt derhalve niet onrechtmatig door de verkoop.
Over het aanhaken bij het bedrijfsdebiet overweegt de rechter: “Ook in het geval aangenomen zou kunnen worden dat Mum profiteert van het bedrijfsdebiet van Heering geldt dat niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van onrechtmatig aanhaken omdat niet gebleken is dat sprake is van de hiervoor bedoelde bijkomende omstandigheden.”
Er wordt geen volledige proceskostenveroordeling uitgesproken: “Deze vordering zal worden afgewezen omdat de handhavingsrichtlijn in dit geval toepassing mist. De handhavingrichtlijn is namelijk van toepassing indien het geschil tussen partijen betrekking heeft op een intellectueel eigendomsrecht. In dit geval heeft het geschil tussen partijen echter geen betrekking op een intellectueel eigendomsrecht. Volgens de in Nederland heersende leer is slaafse nabootsingsbescherming geen intellectueel eigendomsrecht.”
Lees het vonnis hier.