DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op maandag 22 mei 2023
IEF 21430
Rechtbank Den Haag ||
17 mei 2023
Rechtbank Den Haag 17 mei 2023, IEF 21430; ECLI:NL:RBDHA:2023:7158 (FDF tegen gedaagde), https://delex.nl/artikelen/tweets-van-politicus-niet-onrechtmatig

Uitspraak ingezonden door: Marcel de Zwaan, Bremer & De Zwaan

Tweets van politicus niet onrechtmatig

Rechtbank Den Haag 17 mei 2023, IEF 21430; ECLI:NL:RBDHA:2023:7158 (FDF tegen gedaagde) De kantonrechter heeft zich uitgesproken over uitlatingen op twitter van een Tweede Kamer-lid. Partijen in deze zaak zijn Stichting Famers Defence Force (Hierna: FDF) en een fractievoorzitter van een politieke partij van de Tweede Kamer. De partijen zijn tegenpolen als het gaat om het stikstofbeleid, dat sinds 2019 het onderwerp is van boerenprotesten. Nadat de gedaagde bepaalde uitspraken over het stikstofbeleid en FDF plaatste op Twitter, heeft FDF meerdere keren verzocht om deze tweets te verwijderen en te rectificeren. De gedaagde heeft hier geen gehoor aan gegeven. 

FDF stelt dat de uitlatingen van de politicus onrechtmatig zijn en dat de politicus zich schuldig heeft gemaakt aan smaad en laster. De kantonrechter vangt aan met de uitleg van een onrechtmatige daad, die kan bestaan uit een inbreuk op een recht, een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht, of een doen of nalaten in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. De kantonrechter stelt dat onrechtmatigheid van de uitlatingen moet worden beoordeeld door de strafrechter, waardoor dit (mogelijk) strafbare feit niet kan dienen als grondslag voor het gestelde onrechtmatig handelen. 

De rechter richt zich daarom op het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en bescherming van de eer en goede naam van de eiser, zoals vastgelegd in het EVRM. De rechter stelt dat de gedaagde als politicus deelneemt aan het maatschappelijke debat, waarbij een grote mate van vrijheid toekomt aan politici. De context van de uitlatingen, de boerenprotesten en het stikstofbeleid in casu, bepaalt wat als toelaatbaar en rechtmatig moet worden beschouwd. Tot slot stelt de rechter dat FDF er zelf voor heeft gekozen om veelvuldig de publiciteit op te zoeken, waardoor zij in dit maatschappelijke debat als een 'publiek figuur' moet worden beschouwd. Een publiek figuur zou in dit kader meer kritiek moeten kunnen verdragen. 

Op basis van deze uitgangspunten concludeert de kantonrechter dat de gewraakte uitlatingen van de politicus niet onrechtmatig zijn. De vorderingen van FDF worden afgewezen. 

4.6 Bij de beoordeling van de vraag of de gewraakte uitlatingen van [gedaagde] onrechtmatig zijn omdat is gehandeld in strijd met artikel 8 EVRM en artikel 10 Gw staan twee rechten tegenover elkaar, namelijk het recht op vrijheid van meningsuiting van [gedaagde] (artikel 10 EVRM) tegenover het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, dan wel bescherming van de eer en goede naam van [eiser] (artikelen 8 EVRM en 10 Gw). Deze twee rechten zijn in beginsel gelijkwaardig. De vrijheid van meningsuiting is dus niet onbegrensd. Voor het antwoord op de vraag welk recht zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen. Enerzijds is dat het belang van [eiser] om niet via uitlatingen in het openbaar te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Anderzijds is dat het belang van [gedaagde] om deel te kunnen nemen aan het maatschappelijke debat over onderwerpen die van algemeen belang zijn, zoals in dit geval, het stikstofbeleid. De context waarin de uitlatingen worden gedaan - de boerenprotesten naar aanleiding van het stikstofbeleid waarin beide partijen tegenpolen van elkaar zijn - bepaalt mede wat als toelaatbaar (en dus rechtmatig of onrechtmatig) moet worden geacht. Daarbij is van belang dat [gedaagde] zijn uitlatingen heeft gedaan als politicus en dat aan een politicus een grote mate van vrijheid toekomt bij het voeren van het maatschappelijke debat. Deze vrijheid geldt ook buiten de Tweede Kamer. Daarbij omvat de uitingsvrijheid niet alleen de inhoud, maar ook de vorm: men mag zich bedienen van overdrijving en provocatie (zie EHRM van 23 april 1992, 11798/85 (Castells v Spanje). Welk van de hiervoor genoemde belangen de doorslag moet geven, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.

4.7 Voor de vraag of de tweets een onrechtmatig karakter hebben, is verder van belang of de inhoud daarvan feitelijke onderbouwing ontbeert, zoals [eiser] stelt.

4.8 Tot slot is bij de beoordeling van belang dat [eiser] er voor heeft gekozen om in het debat omtrent het stikstofbeleid ook zelf veelvuldig de publiciteit op te zoeken, waardoor zij in dit maatschappelijke debat dient te worden aangemerkt als een ‘publiek figuur’. Dit brengt met zich dat zij in dit kader meer kritiek heeft te dulden dan in het geval zij in deze niet als een ‘publiek figuur’ zou kunnen worden aangemerkt.