uitgebreid instrumentarium
Persbericht van de Ministerraad: "Verruiming van de regels voor de strijd tegen namaak en piraterij. De ministerraad is akkoord gegaan met een wetsvoorstel van minister Donner van Justitie en minister Veerman van LNV, mede namens staatssecretaris Van Gennip van Economische Zaken, dat de bestrijding van namaak en piraterij zal verbeteren.
Het wetvoorstel implementeert een EG-richtlijn die de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten harmoniseert, zodat inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten in het algemeen en grootschalige namaak (counterfeit) en piraterij in het bijzonder effectiever kunnen worden bestreden.
Onder intellectuele eigendomsrechten vallen rechten zoals auteursrecht, octrooirecht, merkenrecht en kwekersrecht. Inbreuken op deze rechten hebben steeds vaker een grensoverschrijdend karakter. Verschillen in nationale handhavingsregelingen zijn schadelijk voor de interne markt en bemoeilijken een doeltreffende bestrijding van inbreuk. Inbreukmakers maken gebruik van die verschillen door hun activiteiten te richten op landen waar de bestrijding ervan het minst doeltreffend is. Maar ook de economie heeft te lijden onder inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten. Zij hinderen investeringen, innovatie en creativiteit en doen afbreuk aan het vertrouwen van het bedrijfsleven in de interne markt. De richtlijn richt zich op procedures tot handhaving van die rechten voor de burgerlijk rechter.
De huidige Nederlandse wetgeving biedt de rechthebbende reeds een uitgebreid en doeltreffend instrumentarium om op te treden tegen inbreukmakers. Een aantal bepalingen uit de richtlijn behoeft geen uitvoering omdat de Nederlandse wetgeving er reeds in voorziet. De bepalingen die wel nadere uitvoering vergen, worden grotendeels in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verwerkt en enkele bepalingen in de afzonderlijke intellectuele-eigendomswetten.
De nieuwe maatregelen voorzien onder meer in een uitbreiding van de mogelijkheden om bewijs te vorderen bij de wederpartij. Het wordt mogelijk om zogenaamd bewijsbeslag te leggen op inbreukmakende voorwerpen ter voorkoming dat het bewijs van de inbreuk vernietigd wordt. Ook wordt het in het kader van de bescherming van bewijs mogelijk om de deurwaarder de inbreukmakende zaken of de daarop betrekking hebbende documenten te laten beschrijven of monsters te laten nemen. Als aan de rechter toestemming voor deze maatregelen wordt gevraagd, hoeft hij de inbreukmaker niet te horen, zodat deze door de maatregel verrast zal kunnen worden. Tegen de inbreukmaker kan in kort geding een verbod op de inbreuk gevorderd worden, eveneens zonder dat hij gedagvaard en gehoord hoeft te worden.
Tussenpersonen die diensten verlenen ten behoeve van een inbreuk, kunnen geboden worden de desbetreffende diensten te staken. De mogelijkheden voor de houder van het intellectuele eigendomsrecht om van de inbreukmaker en van derden die bij de inbreuk betrokken zijn, informatie over de herkomst of de verdere distributie van de inbreukmakende zaken op te eisen, worden verruimd. De verliezende partij wordt in beginsel veroordeeld in alle kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt in het kader van de inbreukprocedure. Worden echter enkele van deze maatregelen ten onrechte opgelegd, bijvoorbeeld omdat later in een bodemprocedure blijkt dat er geen sprake was van inbreuk, dan zijn er voor de gedupeerde gedaagde meer mogelijkheden om van de houder van het intellectuele eigendomsrecht schadevergoeding te vorderen.
De bewindslieden zijn gemachtigd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De inhoud van het voorstel en van het advies worden pas openbaar bij de indiening ervan bij de Tweede Kamer." Perbericht, 11 juli 2005, hier.