12 dec 2017
Kopieer citeerwijze ||
ex-voorzitter YPFDJ Nederland tegen hoogleraar Universiteit Tilburg
Uitspraak ingezonden door Emiel Jurjens en Christien Wildeman, Kennedy Van der Laan.
Uitlatingen hoogleraar zijn binnen grens vrijheid van meningsuiting, wel hogere mate van zorgvuldigheid vereist
Hof Amsterdam 12 december 2017, IEF 17349; ECLI:NL:GHAMS:2017:5137 (ex-voorzitter YPFDJ Nederland tegen hoogleraar Universiteit Tilburg). Mediarecht. Radio. Vrijheid van meningsuiting. Naar aanleiding van een gepubliceerd artikel is de hoogleraar gevraagd voor een interview, de ex-voorzitter van YPFDJ heeft vervolgens aangifte gedaan van smaad en laster. In kort geding werd o.a. een rectificatie gevorderd, welk werd afgewezen [IEF 15686]. Hoewel de juistheid van de beweringen niet onomstotelijk vast hoeft te staan, bevat het aanwezige feitenmateriaal de nodige aanwijzingen voor de beweringen. Dat de beweringen van een hoogleraar afkomstig zijn, maakt dat er een grotere mate van zorgvuldigheid vereist kan worden dan van de gemiddelde burger. Dit is van onvoldoende gewicht om tot een ander oordeel te komen over de beweringen. Het hof deelt de conclusie van de voorzieningenrechter dat in dit geval het belang van de hoogleraar om zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend te kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken zwaarder weegt dan het belang van de ex-voorzitter om niet lichtvaardig te worden blootgesteld aan verdachtmakingen en zijn belang dat zijn privacy niet onnodig wordt geschonden.
3.8 Het hof is van oordeel dat de beweringen van [geïntimeerde] in zoverre worden ondersteund dat het aanwezige feitenmateriaal de nodige aanwijzingen bevat dat de YPFDJ mede functioneert als onderdeel van het inlichtingennetwerk van de regering van Eritrea. Van belang is dat, zoals de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen, de juistheid van de bewering niet onomstotelijk hoeft vast te staan. Dat de regering van Eritrea Eritreeërs in het buitenland bespioneert, wordt ondersteund door het rapport van een VN-commissie. Daarbij is van betekenis dat een dergelijk rapport in algemene zin kan worden aangemerkt als afkomstig van een gezaghebbende bron. Een aantal door [geïntimeerde] opgevoerde en met naam en toenaam bekende personen verklaren voorts uit eigen wetenschap dat de YPFDJ voor die spionage wordt ingezet.
3.12 [appellant] wijst voorts nog op het gezag dat [geïntimeerde] als hoogleraar heeft en dat daarom van haar verwacht mag worden dat zij haar uitspraken baseert op verifieerbare feiten. Het hof is van oordeel dat van [geïntimeerde] in haar rol van hoogleraar, zo wordt zij in het interview immers aangekondigd, een grotere mate van zorgvuldigheid kan worden vereist bij het doen van uitspraken (op haar vakgebied) dan van de gemiddelde burger. Dit legt echter onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen dan hiervoor reeds gegeven.
3.15. Het hof deelt gelet op een en ander de conclusie van de voorzieningenrechter dat in dit geval het belang van [geïntimeerde] om zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend te kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken zwaarder weegt dan het belang van [appellant] om niet lichtvaardig te worden blootgesteld aan verdachtmakingen en zijn belang dat zijn privacy niet onnodig wordt geschonden. De grieven 3 tot en met 8 falen dan ook.