24 apr 2024
Uitspraak ingezonden door Fulco Blokhuis en Niek Weessies, Boekx.
Uitlatingen in tv-programma Radar waren niet onrechtmatig
Rb. Midden-Nederland 24 april 2024, IEF 22030, IT 4545; C/16/5610158 / HA ZA 23-508 (Eiser tegen gedaagde). Eiser is een schildersbedrijf. Het televisieprogramma ‘Radar’ van AVROTROS heeft een reportage gewijd aan eiser. Gedaagde heeft meegewerkt aan de reportage. De strekking van deze reportage is dat eiser bij gedaagde (en anderen) met opzet te weinig zou offreren om vervolgens meerwerk in rekening te brengen. De opmerkingen die gedaagde heeft gemaakt in de uitzending zijn volgens eiser onrechtmatig. Ook zou gedaagde onrechtmatig gehandeld hebben door de journalisten van Radar niet volledig geïnformeerd te hebben. Eiser stelt schade te hebben geleden en klanten te hebben verloren door het handelen van gedaagde. Zij vordert schadevergoeding.
Uit de processtukken blijkt dat er gecorrespondeerd is over het meerwerk. De journalist van Radar zou gevraagd hebben of gedaagde akkoord heeft gegeven op het meerwerk. Gedaagde heeft op deze vraag nooit geantwoord, wat volgens eiser het beeld zou hebben geschetst dat gedaagde niet akkoord ging met het meerwerk en eiser hier geen gehoor aan zou hebben gegeven. Anders dan eiser stelt, kan gedaagde dit niet kwalijk worden genomen. Hij heeft namelijk gedaan wat van hem mocht worden verwacht, namelijk het opsturen van alle informatie en correspondentie tussen partijen. Gedaagde heeft geen inspraak in de uiteindelijke montage. Ook het verwijt dat gedaagde zich onrechtmatig heeft uitgelaten in het televisieprogramma gaat niet op. Het gaat om het gebruik van het woord “opkloppen” bij het bespreken van het in rekening gebrachte meerwerk, en de uitspraak “dat de schilders naar meerwerk gingen zoeken om langer aan de gang te kunnen gaan”. Omdat eiser een rechtspersoon is, dient de uitlating beoordeeld te worden aan de hand van artikel 10 lid 2 EVRM. De genoemde uitlatingen zijn echter nagenoeg feitelijk juist en niet onnodig grievend of erg overdreven. Aan de hand van deze en enkele andere omstandigheden concludeert de rechtbank dat de uitingen van gedaagde niet onrechtmatig zijn.
3.5. Het kan gedaagde niet kwalijk genomen worden dat hij geen antwoord heeft gegeven op de vraag van de journalist van Radar. Hij heeft gedaan wat van hem mocht worden verwacht, namelijk het opsturen van alle informatie en correspondentie tussen partijen. De journalisten van Radar waren daardoor op de hoogte van het feit dat gedaagde in ieder geval een deel van het meerwerk had goedgekeurd. Als zij nadere informatie hadden willen hebben dan hadden zij gedaagde daar (nogmaals) om kunnen vragen. Uiteindelijk ligt de keus bij de redactie van Radar wat zij uitzendt, hoe zij iets uitzendt en welke informatie zij naar voren laten komen in het programma. Zij doen de montage, daar heeft gedaagde geen inspraak in.
3.14 De conclusie is dat de uitingen van gedaagde in de uitzending van Radar niet onrechtmatig zijn. In de belangenafweging weegt (zwaar) mee dat de twee uitlatingen voldoende steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Ook de overige onder 3.13 besproken omstandigheden, waaronder het feit dat gedaagde door de journalisten van Radar was benaderd, het hier min of meer spontane uitingen betrof waarbij geen grievende bewoordingen zijn gebruikt, en gedaagde geen bekend of gezaghebbend perspoon is, spreken in zijn voordeel. Ook wordt meegewogen dat de redactie van Radar uiteindelijk heeft bepaald op welke wijze en in welke context zij de uitlatingen van gedaagde gebruikt. Gedaagde heeft hier geen invloed op gehad.