29 jun 2016
Uitlatingen op Facebook zeer grievend voor vrouw
Vzr. Rechtbank Noord-Holland 29 juni 2016, IEF 16118; ECLI:NL:RBNHO:2016:5816 (Grievend over vrouw op Facebook)
Smaad. Onrechtmatige uitingen op Facebook. Gedaagde heeft op een openbaar Facebook-profiel berichten geplaatst over drugssmokkel, het kind dat ze moedwillig dood zou hebben laten gaan door het op de buik te laten slapen en 'mij vrouw heeft druk in huis met mannen voor seks tegen geld terwijl dat wij twee kinderen hebben'. De voorzieningenrechter acht de wijze waarop genoemde uitlatingen zijn gedaan zeer grievend voor eiseres. Gevorderde verboden toegewezen.
4.1. [eiseres] vordert staking van de onder de feiten (nr 2) opgesomde uitingen omdat zij onwaar, zeer kwetsend, grievend en daarmee onrechtmatig zijn. [eiseres] verwijst daarbij naar de delictsomschrijving van artikel 261 Sr – opzettelijke aanranding van iemands eer of goede naam, te kwalificeren als ‘smaad’ – waar de gebezigde uitingen in passen en waarmee de onrechtmatigheid is gegeven. Zo beschuldigt [gedaagde] [eiseres] niet alleen van drugssmokkel, maar stelt hij ook dat zij verantwoordelijk zou zijn voor het overlijden van [kind3] . De voorzieningenrechter acht de wijze waarop genoemde uitlatingen zijn gedaan zeer grievend voor [eiseres] . [gedaagde] heeft daarover zware beschuldigingen geuit aam het adres van [eiseres] ten aanzien van het overlijden van hun zoon [kind3] , waar [gedaagde] overigens ter zitting het vaderschap van heeft ontkend zonder dat eerder met [eiseres] te hebben besproken. Abu heeft voorts geen enkel bewijs aangedragen voor zijn beschuldigingen. Vaststaat dat op [datum] de districtsrecherche van de politie [Politie] de beslissing heeft genomen om de aangifte van [gedaagde] niet verder in behandeling te nemen wegens het ontbreken van aanwijzingen met betrekking tot een misdrijf.
Ook het van de zijde van [gedaagde] overgelegde “proces-verbaal delict” van de [plaats] Douanedienst ter zake van de vermeende door [eiseres] begane drugssmokkel kan niet tot een ander oordeel leiden. Gelet op het ter zitting verhandelde kan niet worden uitgesloten dat het [gedaagde] zelf is geweest die de drugs in de koffer van [eiseres] heeft gestopt en de douane van de luchthaven [plaats] hiervan op de hoogte heeft gesteld, zoals [eiseres] ter zitting heeft betoogd. Ook het gegeven dat [eiseres] niet in hechtenis is genomen op de [plaats] luchthaven hoewel er verdovende middelen in haar koffer zijn gevonden, geeft aan dat de luchthavenautoriteiten daar niet de noodzaak van inzagen.4.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vormt de door [gedaagde] geuite bedreiging dat de belofte van God moet worden uitgevoerd een escalatierisico, hetgeen gelet op de huidige problematiek gestopt moet worden. [eiseres] heeft nog aangevoerd dat het verwijt dat [gedaagde] gemaakt kan worden ernstiger wordt door het gegeven dat hij zich tevens het Facebook-account van [kind1] , de dochter van partijen, heeft toegeëigend. Dit feit maakt dat de gedragingen van [gedaagde] ook schadelijk zijn voor zijn eigen kinderen. Het verweer van [gedaagde] dat [eiseres] niet hoeft te kijken op zijn openbare Facebook-pagina en – naar de voorzieningenrechter begrijpt – de berichten van [eiseres] niet hoeft te lezen, treft kant noch wal. [gedaagde] stelt daarbij dat hij het account alleen gebruikt om in contact te blijven met zijn familieleden in het buitenland. Ook die stelling is steekhoudend noch begrijpelijk. [gedaagde] haalt daarmee de onrechtmatigheid van zijn gedragingen op geen enkele manier weg. Ter zitting heeft [gedaagde] erkend dat de gedane uitlatingen verkeerd zijn geweest. Daarbij heeft [gedaagde] toegezegd dat hij het gehele Facebook-account van [kind1] zal schonen en verwijderen.