Uitspraken minister over controle veetransporten niet onrechtmatig
Hof Amsterdam 11 maart 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:691 (Friesland Vlees tegen Staat der Nederlanden en TROS)
Uitspraken minister in het televisieprogramma Buitenhof over controle veetransporten niet onrechtmatig. Uitzending Tros Radar over transport van vee naar en gang van zaken in slachthuis niet onrechtmatig. De inhoud van die uitzending vond voldoende steun in het destijds beschikbare feitenmateriaal. Er is voldoende gelegenheid gegeven voor wederhoor.
3.4.5.
Friesland Vlees voert tevens aan dat de mededelingen van de minister onrechtmatig zijn wegens de context van het interview waarin deze zijn gedaan. De minister heeft, naar Friesland Vlees stelt, gelet op deze context het slachthuis van Friesland Vlees in direct verband gebracht met problemen met de kwaliteit van het vlees. De minister had deze onjuiste duiding moeten voorkomen, aldus Friesland Vlees, en uitdrukkelijk aan moeten geven dat de door haar aangekondigde maatregel ten onrechte in het kader van de vleeskwaliteit werd getrokken. Friesland Vlees wijst erop dat de interviewster, Clairie Polak, haar vraag over de klokkenluider en dus het onderdeel van de uitzending waarin de minister de maatregel heeft aangekondigd, heeft ingeleid met de opmerking ‘laten we het hebben over de kwaliteit van het vlees’. De interviewster heeft het desbetreffende onderdeel van de uitzending tevens afgerond met een vraag over voedselkwaliteit.
3.4.7.
Friesland Vlees heeft bovendien geen voldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit zou blijken dat de mededelingen van de minister daadwerkelijk de door haar gestelde verwarring heeft doen ontstaan. De Staat daarentegen wijst in de toelichting op haar grief op artikelen in de Leeuwarder Courant van 6 april 2008 en het Agrarisch Dagblad van 7 april 2008 waarin, kennelijk naar aanleiding van de mededelingen van de minister in de uitzending van Buitenhof, wordt bericht dat - volgens de Leeuwarder Courant: op last van de minister - de veetransporten naar het slachthuis van Friesland Vlees worden gecontroleerd. Uit deze berichten kan eerder worden geconcludeerd dat de mededelingen van de minister in de gegeven context niet tot verwarring hebben geleid. Het gaat daar immers alleen om de transporten naar - niet: de gang van zaken in - dat slachthuis. Er zijn in elk geval geen feiten gesteld of gebleken waaruit kan worden afgeleid dat de mededelingen van de minister daadwerkelijk tot verwarring hebben geleid bij het algemene publiek, laat staan bij beter geïnformeerde personen werkzaam in de vee- en vleesbranche. Dat laatste ligt immers nog minder voor de hand en Friesland Vlees heeft ook daartoe onvoldoende gesteld. Friesland Vlees heeft in het kader van de door haar gestelde causaliteit en schade nog aangevoerd dat vanaf de dag van de aangekondigde controle geen vee meer bij het slachthuis is aangevoerd. Dat is, zonder toelichting die niet is gegeven, niet voldoende om te concluderen dat in de branche verwarring is ontstaan in de door Friesland Vlees gestelde zin, namelijk dat er in het slachthuis van Friesland Vlees misstanden zouden zijn op het gebied van voedselveiligheid. Ook de stelling dat klanten na de uitzending aan Friesland Beef lieten weten geen vlees meer te zullen afnemen, mist een voldoende toelichting. De klanten richtten zich immers tot Friesland Beef en bovendien heeft Friesland Vlees geen inzicht gegeven in de daarbij door de klanten opgegeven redenen.
3.5.10.
De Tros heeft ook voldoende grond gehad om de rol van Friesland Vlees aan de orde stellen. De regelgeving geeft daartoe al aanleiding. Uit de Hygiëneverordening blijkt immers dat de exploitant van het slachthuis een rol speelt in de toelating van het aangevoerde vee op het slachthuis. De exploitant ontvangt voorafgaand aan de aanvoer gegevens over de gezondheid van het dier en moet na beoordeling van deze gegevens besluiten het dier toe te laten en de gegevens ter beschikking stellen aan de keurende dierenarts. De ten tijde van de uitzending bekende feiten gaven eveneens voldoende aanleiding de rol van Friesland Vlees te belichten. Friesland Vlees voert nog aan dat zij niets met de misstanden te maken heeft omdat zij niet verantwoordelijk was voor het transport van het vee. Dat transport was niet eens de verantwoordelijkheid van haar opdrachtgever Friesland Beef, zo stelt zij, maar van derden. Het hof gaat aan deze stellingen voorbij. Zoals uit het voorgaande blijkt, heeft het feitenmateriaal niet alleen betrekking op misstanden bij het transport van het vee maar ook op de gang van zaken rond de keuring en de slacht. Friesland Vlees is verantwoordelijk voor het toelaten van [Y] tot het slachthuis en daarmee, in elk geval indirect, voor diens vermeende misdragingen in verband met de slacht en de verwerking van het vlees. Bovendien vonden de controles van het vee met betrekking tot de transportverordening plaats op het terrein van de slachterij. Friesland Vlees heeft voorts niet bestreden dat medewerkers van de slachterij meewerkten aan het uitladen van het vee, terwijl dat uitladen onderdeel uitmaakte van het transport. Friesland Vlees heeft bovendien zelf de hand gehad in de kennelijke vereenzelviging van haar onderneming - in de ogen van derden - met de onderneming van Friesland Beef. Zij heeft immers Friesland Beef gegund bij haar een kantoor aan te houden, [Y] tot het slachthuis toegelaten en bij de ingang van de slachterij een bord met de naam Friesland Beef opgehangen of laten ophangen. (link)
Lees de uitspraak:
ECLI:NL:GHAMS:2014:691 (link)