Uw huidige telefoonabonnement is overbodig
Gerechtshof Arnhem, 20 maart 2007, rolnummer 2006/964. UPC Nederland B.V. tegen Koninklijke KPN N.V. (met dank aan Richard van Schaik, DLA Piper)
Over de vraag of het gebruik door UPC van de slogan 'Geen KPN meer nodig' (en varianten daarop) in reclame geoorloofd is. De reclameuitingen voldoen niet aan de voorwaarden voor vergelijkende reclame van artikel 6:194a lid 2 BW. UPC handelt onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig jegens KPN. In het arrest gaat het hof niet nader in op de merkenrechtelijke aspecten van het geschil, zoals de geoorloofdheid van merkgebruik wegens een ‘geldige reden’ in de zin van artikel 2:20 lid 1 sub d BVIE en ‘eerlijke gebruiken in nijverheid en handel’ en ‘noodzaak voor merkgebruik’ conform artikel 6 lid 1 MRL. Het hof bekrachtigt het vonnis van de Rechtbank Arnhem.
Het hof is van oordeel dat met de reclameuitingen niet aan de minimumvoorwaarde is voldaan dat voor de consument voldoende duidelijk dient te zijn welke vergelijking in een concreet geval wordt gemaakt (4.3). Er worden door UPC geen wezenlijke, relevante, controleerbare en representatieve kenmerken van de betrokken diensten genoemd, in elk geval niet voor zover het KPN betreft, zodat het voor de consument onmogelijk is enigerlei rationele afweging te maken en de inhoud van de reclameuitingen te controleren. Van een zakelijke en neutrale vergelijking is aldus het hof geenszins sprake. “Voor zover (nog) van enigerlei vergelijking zou kunnen worden gesproken, is deze lacuneus en subjectief gekleurd. Reeds dit maakt de reclameuitingen misleidend.” (4.4)
Volgens het hof is de slogan “geen KPN meer nodig” niet meer dan een op zichzelf staande uitroep, waarmee UPC heeft willen bewerkstelligen dat klanten van KPN hun abonnement opzeggen en overgaan naar UPC. “Gelet op de negatieve inhoud van deze (enkele) uitroep is het hof van oordeel dat daarmee tevens de goede naam van KPN wordt geschaad en dat UPC zich onnodig kleinerend uitlaat over het merk “KPN” en de diensten en activiteiten van KPN.” UPC had kunnen volstaan met de mededeling dat een afzonderlijke, vaste (traditionele/analoge) telefoonaansluiting niet meer nodig was. Daar komt bij dat ook KPN zelf de mogelijkheid van digitale telefonie aanbiedt zonder apart abonnement voor de vaste lijn. Door het gebruik van de slogan “geen KPN meer nodig” wordt de (onterechte) suggestie gewekt dat KPN die mogelijkheid niet heeft. (4.5)
“Bovendien impliceert het gebruik van het merk “KPN” op de wijze zoals dat in de reclameuitingen plaatsvindt (…) dat dit UPC een oneerlijk voordeel oplevert, omdat zij zonder enige concrete onderbouwing de suggestie bij het publiek wekt dat haar betrokken producten kwalitatief veel beter zijn dan die van KPN, waarmee tevens afbreuk wordt gedaan aan de reputatie van (het merk) KPN.” (4.6).
Een beroep door UPC op de door artikel 10 EVRM gewaarborgde vrijheid van meningsuiting was tevergeefs. (4.8) Het hof komt UPC ten aanzien van één van de 12 grieven tegemoet. Het hof is het met UPC eens dat het door de voorzieningenrechter gegeven bevel om “iedere inbreuk op de merkrechten van KPN N.V.” gestaakt te houden te algemeen en te vergaand is, omdat dit verbod neerkomt op een de facto verbod op ieder gebruik van het merk “KPN” door UPC. Het bevel zou volgens het hof zo kunnen worden gelezen dat “(ook) ieder (toekomstig) gebruik van het merk “KPN” door UPC in vergelijkende reclame een inbreuk zou vormen op de merkrechten van KPN N.V., hetgeen (…) onjuist is.” (4.10)
Het hof laat de vraag of in het onderhavige geval sprake is van inbreuk op de merkrechten van KPN N.V. buiten bespreking, omdat KPN zelf bij gelegenheid van de pleidooien heeft gesteld dat het haar (enkel) erom gaat een verbod te verkrijgen ten aanzien van de reclameuitingen, welk verbod reeds kan worden gebaseerd op de schending van de in artikel 6:194a lid 2 BW vervatte norm.
Lees het vonnis hier. Eerder bericht: IEF 2507 (17 augustus 2006).