Verbod beledigen en e-mailen privé-adressen ambtenaren
Hof Amsterdam 25 augustus 2015, IEF 15264; ECLI:NL:GHAMS:2015:3499 (appellant tegen Gemeente Opmeer)
Onrechtmatig handelen. Appellant heeft bestuurders, raadsleden en ambtenaren van de Gemeente benaderd met allerlei geschriften zowel op hun werkplek als woonomgeving. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de Gemeente toegewezen. Het hof acht de door voorzieningenrechter opgelegde verboden betreffende verspreiden van beledigende geschriften en het verzenden van e-mails naar privé-e-mailadressen van het bestuur van de Gemeente, haar raadsleden en ambtenaren niet disproportioneel, evenmin als de daaraan verbonden dwangsom. De maatregel waarbij de toegang tot het gemeentehuis is ontzegd, tenzij met voorafgaande schriftelijke toestemming in combinatie met het hem opgelegde verbod om het bestuur van de Gemeente, haar raadsleden en ambtenaren via de werk-e-mail te benaderen, is te verstrekkend. Het opgelegde verbod tot verzending van e-mails naar de werk-e-mailadressen wordt alsnog afgewezen.
3.3.2 De voorzieningenrechter komt vervolgens tot het voorlopig oordeel dat de aard van de gewraakte en in het vonnis (onder rov 4.4) geciteerde uitlatingen grievend is, dat de eer en goede naam van de Gemeente en haar bestuurders en medewerkers daardoor wordt geschaad en dat de aard van de uitlatingen zodanig ernstig is - in combinatie met het feit dat [appellant] voor de verspreiding daarvan mede gebruik maakt van privé- e-mailadressen van de bestuurders en medewerkers en zich bij de woningen van enkele van hen heeft opgehouden - dat goed voorstelbaar is dat deze bij de bestuurders en medewerkers van de Gemeente gevoelens van angst voor hun veiligheid veroorzaken. (...)
3.7.1 Het hof stelt voorop dat de voorzieningenrechter voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de gewraakte uitingen van [appellant] de juiste maatstaf heeft gehanteerd (zie 3.3.1). Evenals de voorzieningenrechter komt ook het hof tot het voorlopig oordeel dat de aard van deze in het vonnis geciteerde uitingen grievend is en de eer en goede naam van de Gemeente en haar bestuurders en medewerkers daardoor wordt geschaad. (...)
3.7.2 In het licht van het vorenstaande acht het hof de door de voorzieningenrechter opgelegde verboden betreffende het verspreiden van beledigende geschriften en het verzenden van e-mails naar privé-e-mailadressen van het bestuur van de Gemeente, haar raadsleden en ambtenaren niet disproportioneel, evenmin als de daaraan verbonden dwangsom als prikkel tot nakoming. De maatregel waarbij [appellant] de toegang tot het gemeentehuis is ontzegd, tenzij met voorafgaande schriftelijke toestemming in combinatie met het hem opgelegde verbod om het bestuur van de Gemeente, haar raadsleden en ambtenaren via de werk-e-mail te benaderen is evenwel te verstrekkend. Dit betekent immers dat [appellant] verplicht is de Gemeente telefonisch of per (gewone) post te benaderen om toegang tot het gemeentehuis te krijgen of anderszins informatie bij de Gemeente in te winnen. Het hof zal derhalve het aan [appellant] opgelegde verbod tot verzending van e-mails naar de werk-e-mailadressen van het bestuur van de Gemeente, haar raadsleden en medewerkers alsnog afwijzen. In zoverre hebben de grieven succes.
3.8 De conclusie is dat de grieven falen en het vonnis zal worden bekrachtigd, met uitzondering van het door de voorzieningenrechter toegewezen verbod tot het verzenden van e-mails naar de werk-e-mailadressen van de personen, genoemd onder 5.4 van het dictum. Dit verbod zal alsnog worden afgewezen. Het hof ziet hierin aanleiding de kosten van het hoger beroep te compenseren.