27 okt 2017
Verbod executiemaatregelen door Hennessy vanwege de te hanteren peildata in voorstel
Rechtbank Den Haag 27 oktober 2017, IEF 17578 ; ECLI:NL:RBDHA:2017:12578 (LB11 tegen Hennessy c.s.) Executiegeschil. Uitleg reikwijdte exhibitiebevel. Uitputting. Merkenrecht. De voorzieningenrechter verbiedt Hennessy c.s. executiemaatregelen te treffen op grond van overtreding door LB11 van onderdeel 5.2. van het kortgedingvonnis [IEF 16718], wanneer LB11 uitvoering geeft aan het exhibitiebevel in het kortgedingvonnis met de werkwijze zoals door haar aangeboden in het Voorstel LB11, voor zover daarbij tot uitgangspunt wordt genomen dat de exhibitie betrekking heeft op uit de Prijslijsten 1 en 2 af te leiden inkoop- en verkooptransacties vanaf 1 maart 2016 tot en met 30 april 2016 met betrekking tot Hennessy-producten met T2 status die in Nederland zijn opgeslagen door LB11.
4.19. Samengevat dient LB11 in ieder geval exhibitie te verlenen van de in 4.29 van het kortgedingvonnis genoemde bescheiden die zien op inkoop- en verkooptransacties die zijn af te leiden uit een vergelijking van de Prijslijsten 1 en 2, in de periode 1 maart tot en met 30 april 2016, voor zover het T2 Hennessy-producten betreft die voor (bij verkoop) of na (bij inkoop) die transacties door LB11 in Nederland zijn opgeslagen. Met Voorstel LB11 voldoet LB11 voorshands in veel opzichten aan de hiervoor gegeven uitleg van het bevel. Alleen ten aanzien van de te hanteren peildata zou LB11 met haar voorstel niet volledig voldoen aan het bevel. LB11 is in haar voorstel uitgegaan van de exacte data waarop de Prijslijsten 1 en 2 zijn uitgegeven, niet van de periode 1 maart 2016 tot en met 30 april 2016. Voorstel LB11 lijkt daardoor niet de transacties uit de periode 1 maart tot 6 april 2016 te bestrijken. Dat leidt tot het voorlopig oordeel dat LB11 op grond van het kortgedingvonnis zou handelen overeenkomstig het exhibitiebevel indien zij bij de uitvoering daarvan uitgaat van de uit de Prijslijsten 1 en 2 af te leiden transacties in de periode 1 maart 2016 tot en met 30 april 2016 en niet uitgaat van de latere ingangsdatum 6 april 2016, en met betrekking tot de overige geschilpunten Voorstel LB11 tot uitgangspunt zou nemen.
4.20. Ten aanzien van de subsidiaire vordering leidt dat tot de volgende slotsom. Nu Voorstel LB11 op een punt geen juiste uitvoering aan het exhibitiebevel vormt, kan niet gezegd worden dat Hennessy c.s. zonder meer onrechtmatig zou handelen indien zij executiemaatregelen zou treffen als LB11 de exhibitie uitvoert conform Voorstel LB11. Van onrechtmatige exhibitie is echter wel sprake als Hennessy c.s. executiemaatregelen zou treffen in het geval LB11 Voorstel LB11 uitvoert met inachtneming van de juiste periode waarin de transacties hebben plaatsgevonden (derhalve met de begindatum 1 maart 2016). Gelet op het feit dat Hennessy c.s. een veel ruimere exhibitie voorstaat is een executie verbod wel toewijsbaar, maar slechts onder die beperkende voorwaarde.
4.21. De gevorderde dwangsom is eveneens toewijsbaar. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de bij het toe te wijzen verbod gevorderde dwangsom te matigen tot € 1.000,- per dag met een maximum van € 250.000,-.