DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op woensdag 22 januari 2020
IEF 18961
Rechtbank Den Haag ||
20 nov 2019
Rechtbank Den Haag 20 nov 2019, IEF 18961; ECLI:NL:RBDHA:2019:12273 (V.O.F. tegen Meydanim), https://delex.nl/artikelen/voeging-beneluxmerk-procedures-wordt-toegewezen

Voeging Beneluxmerk procedures wordt toegewezen

Rechtbank Den Haag 20 november 2019, IEF 18961; ECLI:NL:RBDHA:2019:12273 (V.O.F. tegen Meydanim) Een V.O.F is houder van de Benelux beeld- en woordmerken MEYDAN. Zij vorderen dat horecaconcurent Meydanim het Benelux beeld- en woordmerk Meydan en/of Meydanim niet langer gebruikt. Meydanim is betrokken in twee zaken omtrent deze BX-merken (de hoofdzaak en een verzetzaak). Meydanim vordert dat deze zaken worden gevoegd. In de verzetszaak gaat het om de vraag of een voormalig vennoot van de V.O.F. gerechtigd is tot het gebruik van de BX-merken. De uitkomst van de verzetszaak is daardoor relevant voor de hoofdzaak tussen de V.O.F. en Meydanim. Voor het al dan niet voegen van de zaken is het volgende van belang.  

In een oudere zaak kan geen voeging worden gevraagd met de jongere zaak als er al is geconcludeerd voor antwoord. Dat is hier het geval. Wanneer echter in de jongere (hoofd)zaak voeging wordt gevraagd en dit gebeurt vóór of tegelijkertijd met de conclusie van antwoord, dan is dit tijdig. De stand van de procedure in de oudere zaak maakt geen verschil. Vastgesteld wordt dat er sprake is van voldoende connexiteit. Ter voorkoming van tegenstrijdige beslissingen wordt besloten de zaken samen te voegen. 

4.2. De rechtbank passeert dit procesrechtelijke verweer. Art. 222 Rv maakt een voegingsvordering (of ambtshalve voeging) mogelijk in de situatie waarin tussen dezelfde partijen kort gezegd, samenhangende zaken aanhangig zijn binnen hetzelfde gerecht. In lid 2 van art. 222 Rv worden het tweede en derde lid van art. 220 Rv op de voegingsvordering van toepassing verklaard. In het geval van voeging op basis van art. 222 Rv is voeging van de oudere met de jongere zaak mogelijk. Echter, nu uit het derde lid van art. 220 Rv (in verbinding met art. 222 lid 2 Rv) volgt dat de vordering tot voeging door de gedaagde moet worden ingesteld vóór alle weren op de voor de conclusie van antwoord bepaalde roldatum, brengt dat in dit geval (enkel) mee dat in de oudere zaak geen voeging meer kan worden gevraagd met de jongere zaak omdat daar reeds is geconcludeerd voor antwoord. Wanneer echter - zoals in het onderhavige geval - in de jongere zaak (de onderhavige hoofdzaak) voeging wordt gevraagd en dit door gedaagde in de hoofdzaak gebeurt vóór of tegelijkertijd met de conclusie van antwoord in de hoofdzaak, is dit tijdig. De stand van de procedure in de oudere zaak, maakt - met betrekking tot de vraag of het verzoek tot voeging tijdig is gedaan - geen verschil. Dat betekent dat Meydanim haar incidentele vordering tijdig en op de juiste wijze heeft ingesteld.

4.4. De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Uit art. 222 lid 1 Rv volgt dat voeging mogelijk is wanneer (voor dezelfde rechter) tussen dezelfde partijen en over hetzelfde onderwerp tegelijk zaken aanhangig zijn (litispendentie) of wanneer verknochte zaken aanhangig zijn (connexiteit). Van verknochtheid is sprake, wanneer de feitelijke of juridische geschilpunten in de beide zaken identiek zijn dan wel een zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken geboden is. Het verweer van Meydanim in deze zaak komt er, naar de rechtbank begrijpt, in de kern op neer dat haar indirect aandeelhouder/bestuurder [A] als voormalig vennoot van [de V.O.F.] gerechtigd is tot het gebruik van de BX-merken omdat deze rechten, al dan niet na de door hem in de verzetzaak gevorderde ontbinding en vereffening, dan wel na vereffening ten gevolge van zijn uittreden als vennoot, (mede) aan hem toebedeeld moeten worden. De uitkomst van het geschil in de verzetprocedure over de verdeling van het vermogen van [de V.O.F.], waarvan de BX-merken deel uitmaken, is derhalve relevant voor deze procedure. [A] als enig bestuurder/aandeelhouder van Meydanim kan immers na eventuele verkrijging van de BX-merken, deze aan Meydanim overdragen of in licentie geven. In die zin is sprake van verknochtheid van beide zaken. Het belang van een goede en doelmatige behandeling brengt daarom mee dat beide zaken zoveel mogelijk gelijktijdig worden behandeld en beslist door dezelfde rechter, ter voorkoming van tegenstrijdige beslissingen. De rechtbank zal daarom voeging van deze zaak met de verzetzaak bevelen.