16 sep 2022
Voldaan aan vereisten voor een recht op inzage en afschrift
Rb. Oost-Brabant 16 september 2022, IEF 20991; ECLI:NL:RBOBR:2022:4086 (LBC tegen G&G) A is bestuurder en aandeelhouder van Luxury bedding company (LBC). A heeft al zijn auteursrechten op de Serta-collectie overgedragen aan LBC. LBC kwam er op een gegeven moment achter dat G&G onder de collectienaam 'Norma hotel chique' een collectie boxsprings met accessoires op de markt wilde gaan brengen die een 1-op-1 kopie zouden zijn van de Serta collectie. Op 28 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter verlof verleend aan LBC om bewijsbeslag te leggen door het maken van foto’s en video-opnamen van alle zaken die tot de Norma-collectie behoorden. G&G heeft vervolgens geen toestemming gegeven om een afschrift te verstrekken van de gemaakte foto- en videobeelden. In deze zaak vordert LBC onder meer dat de voorzieningenrechter bepaalt dat LBC recht heeft op een afschrift van de beelden en het proces-verbaal. G&G stelt dat er geen auteursrecht op de Serta-Boxsprings toekomt aan LBC en er geen sprake is van slaafse nabootsing. Hierdoor heeft LBC volgens G&G geen recht op inzage in het bewijsmateriaal.
Door de voorzieningenrechter wordt overwogen dat LBC onvoldoende feiten heeft gesteld op grond waarvan kan worden geoordeeld wat de inbreng van A was bij het ontwikkelen van de Serta-boxsprings. De voorzieningenrechter oordeelt dat LBC vooralsnog onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een inbreuk op haar auteursrecht. Met betrekking tot slaafse nabootsing overweegt de voorzieningenrechter dat LBC met het voorhanden fotomateriaal aannemelijk heeft gemaakt dat de Norma-collectie een ongeoorloofde slaafse nabootsing is van de Serta-collectie. De voorzieningenrechter meent dat niet is uit te sluiten dat de nabootsing nodeloos verwarring kan veroorzaken. Ook wordt door de voorzieningenrechter geoordeeld dat is voldaan aan de vereisten van artikel 843a Rv. De voorzieningenrechter beveelt G&G om toe te staan dat LBC inzage krijgt in en afschrift krijgt van het in beslag genomen materiaal. Ook wordt G&G veroordeeld tot betaling van een dwangsom voor elke dag dat zij dit niet doet.
4.12. LBC c.s. hebben in het bestek van dit kort geding onvoldoende feiten gesteld waaruit kan worden opgemaakt wat de inbreng van [A] is geweest bij het ontwikkelen van de boxsprings uit de Serta-collectie waarvoor auteursrechtelijke bescherming zou gelden. Zij hebben slechts voldaan met de stelling dat [A] meermaals per jaar naar [land] reist om aldaar bij de fabrikant de kleur stof, de stiksels, de bies, de dikte van de matrassen, motieven, de poten, maatvoering etc. te bepalen. In hoeverre dit het gevolg is van eigen – scheppende – intellectuele keuzes van [A] , of dat [A] de keuzes (zoals kleur en stofgebruik) maakt uit de voorhanden catalogi die bij de Turkse fabrikant voorhanden zijn (zoals door G&G gesteld is) is door LBC c.s. in dit kort geding onvoldoende onderbouwd.
4.16. De voorzieningenrechter is van oordeel dat LBC c.s. met het voorhanden fotomateriaal wel aannemelijk hebben gemaakt dat de ‘Norma hotel chique” collectie van G&G een ongeoorloofde slaafse nabootsing is van haar eigen Serta-collectie. LBC c.s. hebben dit genoegzaam onderbouwd met de foto’s van de eigen collectie en de collectie van “Norma hotel chique’ (zie de foto’s in de randnummers 52 tot en met 66 dagvaarding). Het meest in het oog springende verschil tussen de collecties is niet te ontdekken terwijl de foto’s laten zien dat het hier op elk detail om identieke boxsprings gaat waarbij ook gekozen is voor een identieke presentatie. Niet is gebleken dat G&G voldoende afstand heeft genomen van de Serta-collectie. Dat dit waarschijnlijk ook de bedoeling is geweest moge blijken uit hetgeen de verkoopster heeft medegedeeld aan de mysterie shoppers.
4.17. Gelet op het voorgaande is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet uit te sluiten dat sprake is van een nabootsing die nodeloos verwarring kan veroorzaken. Nu dit pas kan worden vastgesteld door de foto’s te onderzoeken en te vergelijken met de eigen collectie, hebben LBC c.s. belang bij de gevorderde inzage.
4.20. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat voor wat betreft de gestelde slaafse nabootsing door LBC c.s. aan de vereisten van artikel 843a Rv voor een recht op inzage en afschrift is voldaan. Dit betekent het volgende voor de gevraagde voorzieningen.